|
1914. Op het breukvlak van
twee eeuwen. In de late nanacht van een beschaving, die zich niet in staat
achtte tot onmenselijkheid; die zich veeleer opmaakte de vruchten te
oogsten van wereldmacht, economische suprematie. culturele verfijning. De
wereld van Pruisische arrogantie. Brittannia rules the waves, ons Indië,
een gistende Balkan. Lenin als balling in Oostenrijk. Adolf Hitler aan de
zelfkant van de Weense samenleving.
Het Nederlandse wereldje van schuttingen en schotjes: het nazaat van
Kuyper viert feest op 31 augustus, de erfgenamen van Domela Nieuwenhuis op
1 mei. In het schemerige Zuiden volstaan de lammeren van Schaepman nog met
het carnaval. Het denkend deel der natie bouwt, Thorbeckes voetspoor
volgend, onverdroten voort aan de modernisering van het land met veel
particulier initiatief. Het extraparlementaire uit liberalen en
vrijzinnig—democraten bestaande minderheidskabinet Cort van der Linden
personifieert de |
sinds 1848 geleidelijk gegroeide parlementaire democratie.
Extraparlementaire acties stuiten nog af op de onbuigbaarheid van gezag
en orde. Schoolstrijd, kiesrechtuitbreiding en sociale wetgeving gaan
enige tijd in de nog nauwelijks bestaande ijskast. De verkiezingen zijn
een jaar tevoren door rechts verloren en door links gewonnen. maar de S.D.A.P. wil niet in de regering.
De boerenstand is economisch van grote betekenis en dus invloedrijk.
Groningen ligt nog niet aan de periferie van Nederland en huisvest een
relatief groot aantal belangrijke politici, vooruitstrevende ondernemers
en van oudsher gezeten geslachten van notabelen. Ter Apel aan de zuidpunt
van Westerwolde. weg- en vastgedrukt tegen de Duitse grens, noch Gronings
noch Drents, of wellicht allebei, is meer dan men zou vermoeden, maar toch
minder dan het pretendeert. Een kanaal met aan de ene zijde panden van
middenstanders die hun klanten trekken uit en bedienen tot in Emmen.
Vlagtwedde en Klazienaveen, aan de andere zijde boeren en verveners,
eigenaars en bewerkers van uitgestrekte veengebieden en dalgronden. Het
oude klooster der Kruisheren temidden der eeuwenoude eiken, |
|
tegen de noordmuur waarvan de
gemeente Vlagtwedde, een lagere school had aangebouwd, die in 1914 in
verwaarloosde staat verkeerde.
Deze gemeente telde in 1914 ± 9000 inwoners, een respektabel aantal in
vergelijking met de omliggende gemeenten: Onstwedde 8000, Emmen 12000.
Odoorn 5 6000.
Borger 4000. Vooral de gemeenten Emmen en Vlagtwedde konden in de eerste
decennia der eeuw bogen op een snelle bevolkingsgroei, voornamelijk gevolg
van de ontginningen en de daarmee samenhangende ontsluiting. eerst door
waterwegen, vervolgens ook door vervoersmogelijkheden langs weg en rail.
Op zijn beurt deed dit de handelsstand floreren. De vestiging van
ambtenaren voor velerlei diensten bracht een belangrijke import van witte
boorden. Door al deze factoren ontstond niet alleen in Ter Apel en
Westerwolde maar minstens even sterk in Zuid Oost Drenthe met als centrum
Emmen en in het Drents-Groningse mondengebied waar Musselkanaal zich
|
veelbelovend ontwikkelde, vooral in de kringen der gegoede
burgerij, middenstand en agrariërs, een steeds grotere behoefte aan een
breder scala van scholingsmogelijkheden.
De geschetste economische ontwikkeling had zich in grote delen van
Nederland reeds voltrokken in de tweede helft der 19e eeuw. In de daardoor
ontstane behoefte aan onderwijs. dat zou opleiden voor tal van nieuwe
maatschappelijke functies had de Wet op het Middelbaar Onderwijs (1863)
van Thorbecke voorzien. In de memorie van toelichting gaf deze een
omschrijving van de doelstellingen van dit nieuwe type onderwijs dat de
kloof tussen het lager en (pre)wetenschappelijk onderwijs moest
overbruggen;…. dan omvat het middelbaar onderwijs
de vorming van die talrijke burgerij, welke het lager onderwijs te boven,
naar algemene kennis. beschaving en voorbereiding van onderscheidene
bedrijven der nijvere maatschappij tracht
. ,,Nijvere
maatschappij” niet enkel in hare rigting op landbouw, fabrieksvlijt of
handel. maar in de meest uitgebreiden zin genomen, is het daarbij om
kennis der tegenwoordige wereld en om toepassing op economische en
technische diensten te doen” |
|
In die delen van
ons land waar landbouw, industrie of handel hetzij reeds vroeger hetzij
recentelijk tot ontwikkeling kwamen, werden scholen voor de burgerij
opgericht. Aanvanke1ijk waren er twee typen: de burgerschool met
3-jarige cursus, die nooit tot volwassenheid is gekomen en naderhand in
feite door het (M.)U.L.O.
is vervangen en de hogere burgerschool met 5-jarige cursus, welke
darentegen zeer levensvatbaar bleek. In 1900 telde ons land 41 van deze
H.B.S-en, t.w. 12 rijksscholen, 27 gemeentescholen en 2 RoomsKatholieke
scholen.
In de regio rond Ter Apel waren H.B.S.-en gevestigd in Coevorden, Assen,
Veendam en Winschoten. Het is begrijpelijk dat de bovengeschetste
ontwikkeling in het Drents-Groningse gebied ook daar de roep om een school
ten bate van de ,”
nijvere maatschappij ” deed horen. Dat dit eerst rond 1914
gebeurde, was het gevolg van de late ontwikkeling van dit gebied.
Uit de annalen blijkt dat drie plaatsen dongen naar de vestiging van een
H.BS.: |
Musselkanaal, Emmen en Ter Apel. Dat er in dit gebied door de overheid een
H.B.S. moest worden gesticht, was communis opinio tot in regeringskringen
in Den Haag toe, naar blijkt uit ondermeer de correspondentie van enige
belangstellende en -hebbende kamerleden (om. Mr. G. W. Sannes. J.Sibinga
Mulder, Mr. H. Goeman Borgesius). De vraag was: waar zal de overheid de H
B.S. vestigen. In elk der genoemde plaatsen werden comité’s opgericht die
zich beijverden de eigen woonstede de uitverkorene te laten worden. Het
comité te Ter Apel trad voor het eerst in de openbaarheid op 7 april 1914,
toen in het Boschhuis een algemene vergadering van belangstellenden werd
gehouden. Aanwezig waren
onder ondermeer Mr. G. W. Sannes. kamerlid voor het kiesdistrict Veendam, de
burgemeester van de gemeente Vlagtwedde Buiskool vergezeld van de
wethouders Hommes en Sassen, vrijwel alle raadsleden en verder een groot
aantal bestuursleden van plaatselijke verenigingen uit de wijde omtrek.
Uitvoerig werden ter vergadering de pro’s van Ter Apel en de contra’s van
Emmen en Musselkanaal besproken. Opmerkelijk is dat de financiële aspecten
een zeer zwaar accent kregen. Dokter Lubberman
—we zullen hem in
het vervolg nog vaker tegenkomen—
noemde als urgentste punten: 1° een bijdrage in de kosten
beschikbaar te stellen; 2° zo mogelijk kosteloos grond te verkrijgen van
de stad Groningen. Ook Mr. Sannes hamerde op dit aambeeld getuige het
krantenverslag van deze vergadering:
, ,Z.Ed. maakt
er evenwel attent op dat, wil een verzoek bij de regering een gunstig
onthaal vinden, men wel met goed gevulde handen mag komen, hierbij
wijzende op de gemeente Hoogeveen die als bijdrage in de kosten f 40.000,—
beschikbaar stelde, benevens den benoodigden grond. En de gemeente
Amersfoort, die de regeering f 200.000,— aanbood, teneinde de
gemeentelijke Burgerschool om te zetten in een Rijks H.B.S. Spreker
zou het daarom goed vinden, dat een comité werd ingesteld dat zou kunnen
trachten bijdragen te verkrijgen. Die bijdragen alleen te vragen van de
gemeente Vlagtwedde keurt spreker af. Deze gemeente staat er financieel
niet rooskleurig voor en daarom dient ook bij andere gemeenten en
belanghebbenden om financiele steun te worden aangeklopt. Daarom thans de
zaak met kracht aangepakt, de handen uit de mouwen gestoken, teneinde een
bedrag ter aanbieding aan de regeering beschikbaar te krijgen, want alleen
dan zal men een goed resultaat kunnen verwachten”. |
|
Als uitvloeisel van de vergadering van 7 april 1914 publiceerde het ,,R.H
BS.Comité te Ter Apel” een brochure vervaardigd door de
, ,Stoomdruk
Firma J.Eerelman”. Doel ervan was uiteraard aan te tonen dat vestiging van
een school voor middelbaar onderwijs in de regio urgent was en dat de
juiste plaats Ter Apel moest zijn. Vanzelfsprekend werden de concurrerende
aspiraties van Emmen en Musselkanaal bestreden. We laten enige passages
volgen:
De 4 naaste Hoogere Burgerscholen, die in wijden halven kring om dit
gebied (ic. dat van de gemeenten Vlagtwedde, Onstwedde. Borger, Odoorn en
Emmen) zijn gelegen, liggen op zulke verre afstanden, dat van uit een
overgroot gedeelte de kinderen niet dagelijks één dezer Hoogere
Burgerscholen kunnen bezoeken. De afstanden naar Winschoten, Veendam,
Assen en Coevorden zijn te groot. De middelen van verkeer daarheen te
onvoldoende om het dagelijks |
schoolbezoek mogelijk te maken.
Er bestonden al verschillende scholen voor voortgezet onderwijs in diverse
vormen. In Stadskanaal en Musselkanaal waren M.U.L.O.-scholen gevestigd.
Die te Ter Apel bevond zich in statu nascendii. Deze school. die een
kleine 50 jaar later samen met de R.H.B.S. de Rijksscholengemeenschap zou
gaan vormen startte in april 1919. In laatstgenoemde plaats werden de
cursussen Frans en Duits druk bezocht. Zo ook te Musselkanaal. In
Stadskanaal waren twee normaalscholen, in Emmen een Franse en Duitse
cursus evenals te Nieuw Buinen. In Valthermond en Emmererfscheidenveen
bestond gelegenheid tot bezoek van een Duitse cursus. Dit alles wijst er
op dat de inwoners dezer streken groot belang stellen in uitgebreid
onderwijs aan hunne kinderen. Gretig wordt de bestaande gelegenheid
daartoe aangegrepen. En nog meer, mag men niet recht verwachten, zal deze
belangstelling zich uiten, wanneer door de oprichting eener H.B.S. de
gelegenheid in volle mate wordt gegeven. De bevolking is toch nagenoeg
geheel ontsproten aan den stam, die ook de oudere Veenkoloniën heeft
bevolkt. Zij is van denzelfden landaard, zij heeft dezelfde wenschen met
betrekking tot het onderwijs voor de kinderen. |
|
Het volk dat zijne landbouw opwerkt als nergens krachtiger dat door de
oprichting van talrijke coöperatieve fabrieken voor de verwerking zijner
producten. Zijne stoffelijke welvaart ten hoogste tracht op te voeren, dat
door de stichting van talrijke boerenleenhanken en
middenstands-credietinstellingen de meest gunstige financieële voorwaarden
schept voor den goeden gang van zaken, dat volk voelt de groote waarde van
goed onderwijs. Het benut dat onderwijs als machtige factor, noodig voor
zijn maatschappelijke vooruitgang.
Ook de snelle aanwas van dat levenskrachtig geslacht. dat nu reeds ten
getale van meer dan 40.000 inwoners niet of slechts moeilijk de kinderen H
B.S. onderwijs kan geven, en dat telkenjare door geboorte en vestiging met
meer dan 1000 inwoners toeneemt, geeft de zekerheid, dat ook ieder jaar
een nog machtiger drang op de regeering zal worden uitgeoefend om
bevrediging der onderwijswenschen”. |
Het actiecomité heeft kennelijk beseft dat economie en populatie ook door
de concurrentie in Emmen en Musselkanaal als voor die plaatsen gunstige
vestigingsfactoren voor scholen voor middelbaar onderwijs zouden worden
aangevoerd. Vandaar de kritische analyse van een eventuele vestiging
aldaar, waarbij we niet over het hoofd moeten zien, dat het waarschijnlijk
zeer oude antagonisme tussen Ter Apel en Emmen zich ook in deze
, ,schoolstrijd”
manifesteert Emmen wordt afgewezen: het ligt in het gebied van vestiging
excentrisch en te dicht bij Coevorden; de H.B.S. aldaar zou in belangrijke
mate ontvolkt worden. Ook zou Emmen slechts een deel van de potentiële
leerlingen soulaas bieden door de zeer gebrekkige verbindingen met
Westerwolde en de Kanaalstreek. Juist de streken met de grootste bevolking
zouden van een vestiging van de school in Emmen niet kunnen profiteren.
Musselkanaal zou qua ligging in aanmerking komen. Maar ook voor deze
plaats vormden de gebrekkige verkeersmogelijkheden een onoverkomelijke
hindernis. Bleef Ter Apel. |
|
Aanstonds moet worden opgemerkt dat Ter Apel eene toekomst van uiterst
krachtige opbloei te verwachten staat. Alle factoren, om die opbloei te
verzekeren, zijn aanwezig. Vooreerst komen uit alle richtingen waterwegen
naar Ter Apel. Het kanaal langs de Groninger veenkoloniën heeft om zijn
uiterst drukke scheepvaart eene bijzondere beteekenis voor de aanliggende
plaatsen. Langs Nieuw Weerdinge komt weldra de verbinding met het
Drentsche Oranjekanaal door doorgraving van de Hondsrug tot stand. Langs
Munsterscheveld en Emmercompascuum bestaat de verbinding met Oost Drente.
Met Duitsland is een waterverbinding aanwezig. Tenslotte geeft binnen
enkele jaren het Westerwoldsche kanaal een prachtige verbinding van Ter
Apel met den Dollard”. Kortom Ter Apel was rond 1914 een knooppunt van
waterwegen van meer dan regionale betekenis. Dit was van groot belang voor
de in opkomst zijnde agrarische en turfverwerkende industrie. Verwacht
mocht |
worden, gezien de ongeveer analoge ontwikkelingen in
de oudere veenkoloniën, dat door de economische opbloei van het gebied
een aanzienlijke bevolkingsgroei zou plaats vinden. Maar er was meer. In
de brochure wordt ook met veel nadruk de knooppuntsituering van Ter Apel ten
aanzien van verharde wegen en railvervoer onder de aandacht gebracht.
Van elken kant komen ook de harde wegen naar hier. De straatweg door
Westerwolde bezorgt de verbinding naar het Noorden. Langs de Groninger
Veenkoloniën komt de harde weg naar Ter-Apel. Over Nieuw Weerdinge komt
weldra eene verbinding met midden Drente tot stand en bestaat zij reeds
met Valthermond. De in aanleg zijnde straatweg Erica-Munsterscheveld
bezorgt de verbinding met den geheelen Oosteilijken kant van Drente.
Eindelijk lost ook de harde weg uit Duitschland zich in dit knooppunt van
wegen op.
Nog is de opsomming niet volkomen. Ook de vervoer- en verkeersmiddelen
komen uit iedere windstreek naar Ter Apel. De lijn van de Mij.Oostelijk
Groningen” is in aanbouw. Weldra is dus de rechtstreekse verbinding met
Winschoten en Delfzijl tot stand gekomen. De Dedemsvaartsche Stoomtram
Mij. geeft de directe verbinding langs geheel Oostelijk Drente met
Coevorden en Zwolle. De Eerste Drentsche Stoomtram Mij. bezorgt het
verkeer tusschen midden Drente, tusschen Emmen-Hoogeveen en Ter-Apel.
Spoedig is nu de ombouw der E.G.T.M.-lijn te verwachten, die het drukke
plaatselijke verkeer tusschen de Veenkoloniën en Ter-Apel in goede banen
leidt. (De Eerste Groninger Tramway Maatschappij onderhield tussen Ter
Apel en Zuidbroek via Stadskanaal een paardetram. Van de in de brochure
vermelde ombouw is door de aanleg van de spoorlijn Stadskanaal-Ter Apel
niets gekomen. Deze spoorlijn, de S.T.A.R. (Stadskanaal-Ter
Apel-Rijksgrens) de aanleg en exploitatie waarvan uit particuliere fondsen
werd bekostigd, kwam in 1922 gereed en is tot 1933 moeitevol blijven
bestaan). En ten slotte geeft over korten tijd de N.O.L.S. (Noord Ooster
Lokaal Spoorweg) de lijn Zwolle-Emmen-Assen/Stadskanaal-Zuidbroek) de
onmiddellijke verbinding van Ter-Apel met Groningen en Assen. Voorts werd
gewezen op de plannen die de stad Groningen koesterde om de recreatie in
en om Ter Apel te ontwikkelen. |
|
De heren van de commissie hebben hun argumenten breed uitgemeten.
Vanzelfsprekend waren er omstandigheden, die de vestiging van een school
aan de Zuidpunt van Westerwolde minder aantrekkelijk maakten. De perifere
en excentrische ligging zou wellicht een beslissing ten gunste van Emmen
of Musselkanaal tot gevolg kunnen hebben. De brochure gaat hier nader op
in, voor het eerst met een zweem van emotie:
Er is beweerd, dat de prov. Drente, vooral de Zuid-Oosthoek dier provincie
den voorrang moet hebben boven de prov. Groningen. dat dus in de prov.
Drente een H.B.S. moet verrijzen.
Ons was het tot nu toe niet bekend, dat eene H.B.S. eene provinciale zaak
kan zijn. Wij meenden, dat eene H.B.S. daar moet verrijzen, waar de
behoefte het luidste spreekt, dat zelfs op dezelfde H.B.S. leerlingen uit
verschillende provincies moeten kunnen gaan om er internationale
wetenschap in nationalen vorm op te doen.
Het was ons ook niet bekend dat overeenkomstig deze meening eerder eene
H.B.S. geplaatst moet worden in eene |
provincie, waarin men niet zoo
krachtig aandringt, waarin men niet zoo groote behoeft bewijst te
bezitten, dan in eene provincie, waaruit een krachtig beroep op de
regeering wordt gedaan, omdat daar sterker de behoefte wordt gevoeld. Wel
merken we op, met de kaart weer voor ons, dat in den cirkel om Ter-Apel
getrokken, het Drentsche gebied ongeveer 150° in beslag neemt en het
Groninger gebied ongeveer 50°, zoodat het Drentsche gebied ongeveer 3 maal
zoo groot is als het Groninger. Ook voor Drente en zelfs meer dan voor
Groningen kan een H.B.S. in Ter-Apel van belang zijn”.
Het notulenboek van het actiecomité, dat met onderbrekingen loopt van
april 1914 tot juni 1920, vermeldt op eerstgenoemde datum een afschrift
van een brief aan de minister van Binnenlandse Zaken, het departement
waaronder toen onderwijs nog ressorteerde, waarbij met ..verschuldigde
eerbied” een audiëntie werd aangevraagd teneinde wensen en plannen rond de
R.H.B.S. mondeling toe te lichten. Ook verzocht men een groot aantal
personen en instellingen zitting te nemen in het comité of daaraan
financiële of morele steun te verlenen. Daaronder treffen we aan:
landbouwverenigingen te Nieuw Weerdinge, Ter Apel, Valthermond en Ter
Wisch: verenigingen voor plaatselijk belang te Ter Apel, Munsterscheveld,
Emmercompascuum,Valthermond en Musselkanaal: handels- verenigingen te Ter
Apel (Mercurius). Musselkanaal en Emmercompascuum:
bovendien de namen van 52 merendeels in de streek bekende personen. Uit
hun midden werd op 21 april een dagelijks bestuur gekozen bestaande uit de
heren JHHJ Lubberman, arts te Emmercompascuum, H. Bos Gzn., onderwijzer,
later hoofd van de U.L.O.-school te Ter Apel, M.J. Eerelman. eigenaar van
een drukkerij te Ter Apel en J de Vroome, onderwijzer te Maten. Dit
college heeft naderhand enige wijzigingen ondergaan. Aanvankelijk had het
comité met tegenslag te kampen. |
|
De minister liet bij
schrijven van zijn secretaris-generaal. Mr.JB. Kan, weten dat de gevraagde
audiëntie hem voorshands onnodig leek, aangezien de adviezen van de
betrokken autoriteiten omtrent eventuele oprichting van een R.H B.S. te
Ter Apel afwijzend waren. Hoofdschuldige hiervan onder genoemde
autoriteiten is ongetwijfeld de inspecteur M.O. Dr. G. H. Coops geweest,
die er kennelijk niet in geslaagd is de Ter Apeler deputatie ervan te
overtuigen dat hij niet welwillend stond tegenover hun plannen. Daardoor
mislukte reeds in juni 1914 de eerste poging. Pas in augustus 1917 kwam er
weer schot in de zaak. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat de
eerste wereldoorlog mede debet is geweest aan het uitstel.
De financiering van de plannen vormde een andere moeilijkheid. Het was in
het begin van de eeuw blijkbaar niet mogelijk een H.B.S. door het rijk te
laten stichten zonder dat daar aanzienlijke offers van de plaatselijke
bevolking tegenover stonden. |
De voorbeelden van Hoogeveen en Amersfoort
spreken in dezen duidelijke taal. De financiële positie van de gemeente
Vlagtwedde was in 1914 allesbehalve rooskleurig. Er is in de bescheiden
zelfs sprake van armlastigheid der gemeente. Omliggende gemeenten waren
toen evenmin als later bereid of in staat geldelijke steun te verlenen
voor het middelbaar onderwijs in de regio. Met succes heeft het comité het
gemeentebestuur van Vlagtwedde onder druk weten te zetten. De hulp die het
hierbij ontving van eerst burgemeester Buiskool en later diens opvolger
Beins, verdient geboekstaafd te worden. Ook allerlei verenigingen hebben
al in een vroeg stadium bijdragen toegezegd. In mei 1914 beschikte het
comité reeds over ± f
17.000.— afkomstig van:
Landbouwvereniging Ter Wisch f 2000,—
Landbouwvereniging Maten f 500,—
Plaatselijk Belang Emmercompascuum f 2000.—
Handeisvereniging Ter Apel f 5000,—
Plaatselijk Belang Munsterscheveld f 300.—
Landbouwvereniging Ter Apel f 2000.—
Gemeente Vlagtwedde f 5000,— |
|
Het actiecomité heeft herhaaldelijk getracht de bijdrage der gemeente te
verhogen. In de vergaderingen werd keer op keer benadrukt dat f 50.000,—
noodzakelijk was. De financiering ervan leverde volgens een der leden, de
heer Tees, niet veel moeilijkheden op. Immers de z.i. geringe schadepost
voor de gemeente zou ruim gecompenseerd worden door het aandeel dat de
leraren zouden moeten bijdragen in de hoofdelijke omslag, de belasting. De
heer Lubberman achtte het nadeel nog geringer, daar de helft van de
tractementen der docenten in de gemeente verteerd zou worden en zodoende
zou bijdragen aan een betere financiële positie van Vlagtwedde.
Inmiddels had men zich in Ter Apel van de steun van en samenwerking met
het comité te Musselkanaal weten te verzekeren. Tevens besloot men de
gemeente Groningen te verzoeken, zo mogelijk kosteloos, grond af te staan
voor het gebouw van de H.B.S. |
Voor de niet-ingewijden in de
grondeigendomsverhoudingen in de Kanaalstreek is verduidelijking nodig.
De verveningen langs de Drents-Groninger grens zijn voornamelijk
uitgevoerd onder auspiciën van de stad Groningen, die van de meeste
veengebieden de eigenaresse was. Vandaar dat de stad ook in Ter Apel
uitgebreide bezittingen had en nog heeft. Daarbij behoorden bovendien
goederen die in de loop der geschiedenis van kerkelijke in wereldlijke
handen waren overgegaan: o.m. het oude klooster met zijn landerijen. Het
anachronisme dat men heden ten dage (1971 red) bij koop of verkoop nog
stadsrechten moet betalen, ontleent zijn bestaan aan deze 16e en 17e
eeuwse bezitsverhoudingen.
Het verzoek van het comité aan de stad Groningen was van deze situatie een
uitvloeisel. De stad heeft overigens, het zij tot haar eer vermeld, zeer
coulant en welwillend gehandeld ten aanzien van haar bezittingen in het
Zuiden.
Zoals hiervoor al is verhaald, slaagde de eerste poging, in 1914, om de
H.B.S. te Ter Apel te doen stichten, niet. Op 1 augustus 1917 vergaderde
het bestuur van het comité weer en besloot men de actie te hervatten. De
omstandigheden hadden enige wijzigingen ondergaan. Zo bleken de scholen te
Coevorden en Veendam overbevolkt, de kansen van Emmen
— eeuwige rivaal
— om een H.B.S.
te krijgen, verminderd en de
.
maatschappelijke welstand aannemelijk gestegen te zijn. Tevens ontketende
men een grootse perscampagne,
in de lokale zowel als in de grote bladen. De kamerleden Sannes,
Sybinga Mulder en van Beresteyn werd gevraagd zich voor het beoogde doel
in te zetten. De gemeente Vlagtwedde zegde toe de subsidie drastisch te
verhogen. (Het juiste bedrag is onduidelijk: eenmaal is er sprake van .f
40.000, maar dit lijkt gezien de weinig florissante staat der financiën
en het vervolg van de geschiedenis een te hoog bedrag).
Door bemiddeling van Mr. Sannes kwam het comité op de hoogte van de
stichtingsnormen van het rijk: |
|
1) een jaarlijkse bijdrage van 5%
van de bouwsom: 2) jaarlijks f 1000,— voor elke klas: 3)
grond. De stichtingskosten konden worden getotaliseerd op f
9000,— per jaar. Het comité heeft geprobeerd de onkosten over de h.i.
belanghebbende gemeenten te quoteren: Vlagtwedde f 5000,—, Emmen f
1500,—, Onstwedde f 1000,—, Odoorn f 1000,—, Groningen f 500.—. bedoeld
als jaarlijkse bijdragen. Deze poging tot onderwijskundige gewestvorming
is mislukt. De oorzaak laat zich gemakkelijk raden.
Uiteindelijk is de gehele financiële last terecht gekomen op de schouders
van Vlagtwedde. De gemeente ging enige financiële verplichtingen aan: o.a.
een schenking van f 12.000,-welk bedrag door een aantal ingezetenen werd
bijeengebracht en nam op zich voorzieningen te treffen voor de vestiging
van de school: de bouw van woningen voor directeur en docenten, de aanleg
en het onderhoud van een sportterrein. De grond werd gratis beschikbaar
gesteld door de stad Groningen. |
Het onttrekt zich aan onze waarneming hoe de stichtingsgeschiedenis zich
in 1918 heeft voltrokken. Het eerstvolgend sprekend bewijs is het telegram
dat burgemeester Buiskool op 14 mei 1919 aan de toenmalige secretaris van
het comité, J. de Vroome te Maten verzond:
, ,Burgerschool
voorwaardelijk toegestaan. Geheim houden”.
Vanaf dat ogenblik ging het actiecomité op non-actief. Nog één keer is er
een vergadering gehouden. nl. op 25 juni 1920. Een niet bijster
verheffende apotheose, wel echt Gronings. Het ging over de vraag of de
gemeente Vlagtwedde mocht beschikken over de gelden die een aantal
ijveraars voor de stichting van de R.H.B.S. had bijeengebracht. Na veel
discussie besloot men de gemeente toestemming te verlenen om dit geld aan
het rijk te schenken, mits de inmiddels gedorven rente aan de eigenaars
werd vergoed.
En daarmee sluit de eerste fase. De school moest nog worden geboren. het
gebouw nog verrijzen. Maar de ijver was beloond. Lubberman, Bos, de
Vroome, Eerelman, van der Knaap en zo vele anderen konden op hun lauweren
gaan rusten. Het wachten was op activiteiten van anderen: departement,
bouwheer, directeur, docenten en leerlingen. |
|
Bij K.B. van 31 maart 1921
no. 47 werd door de minister van Onderwijs besloten met ingang van 1
augustus 1921 in Ter Apel een R.H.B.S. met 5-jarige cursus op te richten.
In hetzelfde besluit werd tot directeur benoemd Ir. G. Lindeijer. Twee
docenten kregen een vaste aanstelling: E. Cretier voor Frans en J.Hemkes
voor tekenen. Tot tijdelijke docenten werden benoemd de dames Pieters voor
Engels, Noordewier voor Duits en Koch voor Nederlands en de heren Visser
voor Lichamelijke Opvoeding en Zijlstra voor Wiskunde. Met het onderwijs
in de Biologie werd de heer A. de Ruiter, hoofd der lagere school te
Sellingen. belast. De heer H. Stoker, gemeenteontvanger van Vlagtwedde
doceerde staatswetenschappen. Aardrijkskunde en geschiedenis werden
opgedragen aan de heren Hemkes en Visser. Het gemeentebestuur benoemde tot
leden van de commissie van toezicht naar erkend Nederlands gebruik
personen die de onderscheidene geestesrichtingen representeerden. t.w. |
ds.
Oosterheerd. Gereformeerd predikant, ds. Borgman, Nederlands Hervormd
predikant en de heer Kastein. postdirecteur ter plaatse.
Begonnen werd met 87 leerlingen. Het aantal aanmeldingen was zo groot. dat
voor het afnemen van het toentertijd nog vigerende toelatingsexarnen de
grote zaal van het Boschhuis moest worden gehuurd. De leerlingen waren
afkomstig van lagere, U.L.O.- en Hogere Burgerscholen te Ter Apel en wijde
omstreken. Voor de cursus 1921/22 werden 4 klassen gevormd: twee 1e
klassen. één 2e en één 3e klas.
Zolang het definitieve gebouw nog niet voltooid was, vormde de huisvesting
een moeilijk probleem. De eerste jaren heeft men onderdak gevonden in en
rond Domus Lucis, het huis van het licht, het oude klooster der
Kruisheren. Aan de Noordzijde ervan bevond zich een niet meer in gebruik
zijnd gebouw van een lagere school. De gemeente heeft het bouwwerk snel
opgeknapt. waardoor vier lokaliteiten ter beschikking kwamen. Eén werd om.
gebruikt als handtekenlokaal, de andere drie huisvestten de eerste en
tweede klassen. De derde klas betrok de priorkamer van het klooster. Een
van de vertrekken van de koster der Kloosterkerk in de Noordvleugel diende
als directie en docentenkamer. De deurbel was tevens schoolbel. |
|
Uitbreiding was reeds de volgende cursus nodig. Aan de oude school werden
twee noodgebouwen geplakt. waarvan een als natuur- en scheikundelokaal
werd ingericht. Het was voor de heer Hoffenkamp, de scheikundeleraar
behelpen geblazen: een paar emmers hemelwater en enige eenvoudige
chemische stoffen en instrumenten waren zijn belangrijkste attributen voor
de les. Een nieuw gebouw aangepast aan de eisen des tijds en van het
onderwijs was dringend nodig.
En toch. . . .
Bladerend in het notulenboek van de lerarenvergaderingen (die meestal in
het Boschhuis werden gehouden) en de nummers van de
, ,Oude Weg’. het
blad van de G. Lindeijer Vereniging, de vereniging van oud-leerlingen.
proef je de weemoed en de romantiek. Het zal, waar dan ook, weinigen ten
deel gevallen zijn in een zo liefelijke en waardige omgeving, zij het
gammel en ontoereikend, de eerste schreden te hebben gezet op het pad der
wetenschap, ontwikkeling en liefde. |
Het oude klooster gelegen temidden van zijn prachtige bossen. ver van
handel, nijverheid en verkeer: de rondwarende geest van gemeenschap en
concentratie. Jonge monniken en nonnen, de pij van tucht en bezinning
zwaar op de schouders drukkend. niet van zins het celibaat als lokkend
doel en middel na te streven
........, de
kloosterschool.
Voor de bouw van de .
,Amsterdamse school” werd in 1922 aan de Oude Weg onder toezicht
van hoofdopzichter Cuneus in opdracht van de aannemers, de gebr. Kruize,
de eerste spa in de grond gestoken. Architect Westerhout van
rijksgebouwendienst had een modern, functioneel gebouw ontworpen, uiterst
stijlvol. imponerend in zijn zware rode massiviteit.
Het gebouw werd in september 1924 feestelijk in gebruik genomen en vond
ook het eerste eindexamen van de Ter Apeler H.B.S. plaats. Alle vier
gegadigden. twee meisjes en twee jongens slaagden. Hun werd het diploma
uitgereikt in de docentenkamer van het nieuwe gebouw. De gelukkigen waren
de dames H.R. Bakker, en J.M. Jalvingh en de heren H.de Graaf en J.Tees.
Tot concierge werd in november van dat jaar de voor zeer velen
onvergetelijke W. Reinholtd benoemd, die tevens dienst doende als
amanuensis tal van jaren de directeuren bijstond,(naar men zegt, had de
heer Reinholtd medebeslissingsrecht weten te verkrijgen)
—, de leraren
behulpzaam was bij om. het opsporen van absenten en de leerlingen wist te
weerhouden van dwalingen. En dat alles voor een salaris van f 1632.— per
jaar, althans in 1026, toen zijn vaste aanstelling een feit werd.
Trouwens, het salaris van de eerste directeur van de school bedroeg in het
begin slechts f 5620.—. Waar krijg je tegenwoordig voor dat geld nog een
goede schoolleider annex factotum! Pas in deze fase werd de
HBS. te Ter Apel een school die zich volledig kon ontplooien. De
idyllische voorgeschiedenis moest plaats maken voor nuchtere werkelijkheid
en ook zakelijkheid.
Het is niet de bedoeling van dit boekje om het wel en wee van docenten,
leerlingen, personeel. schoolleiding. gebouw en wat verder een school tot
een gemeenschap met eigen identiteit maakt, in detail te beschrijven. |
|
Het werk werd voortgezet met
mee- en tegenvallers, hoogte- en dieptepunten. Het meest kenmerkende is
eigenlijk dat de geschiedenis weinig opzienbarend is: een rustige
dorpsschool met enige allure.
Na Lindeijers pioniersfase. die lang een stempel op de scnool heeft
gedrukt. werd in 1927 het directoraat overgenomen door Ir. E.T.
Baumann. Een paar zaken hebben tijdens zijn bewind langdurig en
veelvuldig de aandacht gevraagd. In de eerste plaats het bij K.B. van 7
februari 1938 no. 18 ingevoerde toelatingsexamen. Voordien werden de
leerlingen een tijdlang toegelaten op grond van een verklaring van liet
hoofd der lagere school. De pogingen om tezamen met de hoofden der scholen
een conceptprogramma voor de toelating tot de H.B.S. op te stellen faalden
aanvankelijk door wederzijds wantrouwen en onbegrip jammerlijk. Pas later
is een compromis bereikt.
Tweede belangrijke zaak die tijdens Baumann tot stand kwam, was de
optichting van de A-afdeling der H.B.S. in 1938, nodig geworden, omdat de
oorspronkelijk ongedeelde H.B.S. een steeds meer
natuurwetenschappelijk-wiskundig karakter had gekregen. |
Men moest voor de
nieuwe afdeling ten minste 10 leerlingen hebben. Dat was in Ter Apel een
moeilijke zaak, ook al omdat in de crisisjaren het schoolbezoek afnam.
Tijdens hetzelfde directoraat zag in 1931 de leerlingenvereniging P.E.O.S.
(Plezier En Ontspanning Samen) het leven, welke met zeer veel ups, maar
ook een aantal downs, generaties leerlingen op fuiven van allerlei aard
heeft onthaald. Tegen het einde van Baumanns directoraat en nog sterker
onder zijn opvolger Dr. H.J. Blikslager. die in 1939 de leiding van de
school overnam, kreeg men te maken met het oude antagonisme. dat ook in de
prehistorie der school al zo’n, zij het latent. belangrijke rol had
gespeeld: de nimmer eindigende pogingen om in Emmen een school voor
middelbaar onderwijs te stichten. In zijn rede ter gelegenheid van het
25-jarig jubileum van de Ter Apeler H.B.S. ging Baumann daarop uitvoerig
in. We laten een fragment volgen: |
|
|
Aan het slot van dit
verslag moge ik nog iets opmerken over de positie van onze Ter-Apeler
school. In de eerste plaats dit, dat het eigenlijk onjuist is om de naam
van de school speciaal aan Ter-Apel te koppelen. tenzij dat uitsluitend
bedoelt om de plaats van vestiging aan te geven. Want in tegenstelling met
de stadsscholen, waarop ook nog buitenleerlingen zijn, is het hier
andersom. Het is een streekschool, waarop ook Ter-Apeler kinderen
onderwijs krijgen. De vraag bij de oprichting van de school was niet...
Hoe helpen we Ter-Apel aan m.o.
‘, deze vraag zou
absurd geweest zijn want de plaats is daarvoor te klein. maar hoe wordt de
grote streek tussen Winschoten. Stadskanaal en Coevorden aan m.o.
geholpen. We kennen de strijd. die op dit punt is gevoerd: we weten het
antagonisme, dat daarbij ook zijn rol heeft gespeeld. 25 jaar geleden is
deze oplossing gekozen en de praktijk heeft bewezen, dat |
die oplossing een goede
was, al zou ook een andere denkbaar zijn geweest. Maar de zaak was
beslist,al had men daarmede niet overal
vrede. Dat het zo heel wel
mogelijk was behoeft nauwelijks nader worden belicht. Ik denk aan de tijd,
voor de oorlog, toen ‘s morgens om 8.35 uur de schoolbus uit Emmen voor de
stoep stopte en om 15.30 uur zijn lading weer ophaalde. Vele kinderen in
Den Haag of Rotterdam hebben meer tijd nodig en meer moeite om hun school
te bereiken. Daarom heeft het mij van den beginne steeds zo gehinderd dat
men in Emmen met deze oplossing geen vrede wenste te hebben. Of eigenlijk,
ik geloof dat men er wel vrede mede had, tot daar een burgemeester kwam
die tot eigen glorie en heerlijkheid meende Emmen aan een eigen school te
moeten helpen. U weet mogelijk nog wel, dat ik daartegen van den beginne
af scherp stelling heb genomen en aanvankelijk met succes. Want hier was
het standpunt niet: hoe help ik deze plattelandsstreek aan middelbaar
onderwijs, maar hoe help ik Emmen aan een H B.S. Zolang er inderdaad een
regering was, die de zaken objectief bekeek waren er geen moeilijkheden:
de zaak was te duidelijk. Maar in de oorlogsjaren werd het anders. Men
begrijpe mij goed: ik heb niets tegen Emmen; het is een alleraardigste
plaats met veel energie en wil om vooruit te komen, maar deze zaak is hier
te eng bezien. Ook thans nog ben ik van mening dat er geen reden was naast
de Ter-Apeler school een tweede te stichten, dat zulks juist in deze tijd
noch noodzakelijk noch economisch verantwoord is.
Onze school zal zeker
niet verdwijnen: daarvoor is hij nu te stevig geworteld, maar de ruime
ontplooiing is toch sterk belemmerd en die ruime ontplooiing hebben we
toch allen als doel gesteld. Ik kan mij voorstellen dat het op dit
ogenblik voor collega Blikslager onaangenaam werken is. Er is een element
van concurrentie komen opdagen, dat tussen scholen, juist zoals bv. tussen
doktoren altijd funest en nimmer in het algemeen belang is. De groei van
de school tot een zekere grootte, die hier nog niet is bereikt, is
wenselijk om aan het personeel volledige betrekkingen te kunnen geven;
anders komt er een groot contingent reizende docenten of wel een
doorlopend gaan en komen van personeel. Noch het een, noch het ander is in
het belang van de school, van het onderwijs, van de opgroeiende jeugd in
de gehele streek. Dit is zeer te betreuren”. |
|
We kunnen, weer 25 jaar later, de situatie niet meer vanuit dezelfde
premissen en gezichtshoek beoordelen. Er zal in de analyse en de conclusie
van Baumann en Blikslager, die ook in het openbaar voor hun zaak opkwamen.
o.m. door artikelen in de Emmer Courant, op dat ogenblik ongetwijfeld een
stuk oprechte onrust en verontwaardiging naar voren zijn gekomen. Maar nu,
50 jaar nadat de Ter Apeler school heeft bewezen, dat zij ook met een
kleiner areaal, zij het lange tijd met pijn en moeite, haar taak heeft
kunnen vervullen, kunnen en willen we niet meer tornen aan het goed recht
van Emmen op scholen voor middelbaar onderwijs. De ontluikende
centrumfunctie van Ter Apel is na de Tweede Wereldoorlog grotendeels
overvleugeld door de stormachtig groeiende zuiderbuur, met alle gevolgen
van dien, ook voor het onderwijs. We constateren het zonder rancune. De
strijdbijl is begraven. |
Toch heeft de school door deze ontwikkelingen een moeilijke periode
doorgemaakt, vooral in de tijd dat Drs.J.G. Hoffenkamp directeur was
(1947-1963). Maar alvorens hier nader op in te gaan, willen we eerst een
belangrijker fase aandacht schenken.
Ook in Ter Apel werd men op 10 mei 1940 in de slaap overvallen door de
Duitsers. De voorafgaande mobilisatietijd had reeds voor stagnatie op de
school gezorgd. Toen Baumann op
18 juli 1939
afscheid nam, dienden enkele leraren reeds elders het vaderland. Ook 2
leerlingen waren onder de wapens. Toch hebben de meidagen het onderwijs
niet ernstig in moeilijkheden gebracht, getuige het feit dat de
eindexamens normaal doorgingen. En met succes, want allen slaagden.
Daarbij waren voor het eerst ook leerlingen van de A-afdeling. Deze
successenreeks zette zich tijdens de oorlogsjaren voort. In de periode
1939-1046 slaagden van de 43 kandidaten er 42, niet meegerekend degenen,
die in 1945 het zgn. nooddiploma ontvingen.
Aan Blikslagers rede in 1946 ontlenen we het volgende verslag over de
wederwarigheden van de school tijdens de Tweede Wereldoorlog. Na enkele
inleidende opmerkingen zei hij: ,,Spoedig brak nu een tijd aan van kleine
en grote moeilijkheden. De leerboeken en bibliotheekboeken moesten
gezuiverd” worden. Daar er in sommige klassen onbetrouwbare elementen
zaten en het lerarencorps helaas ook niet geheel uit goede vaderlanders
bestond, moest deze maatregel wel uitgevoerd worden. Gelukkig hielpen de
leerlingen mij goed. De te verwijderen passages waren bij het onderzoek
door hen reeds dikwijls uitgesneden. Zo herinner ik mij de opdracht om het
portret van H.M. de Koningin te verwijderen uit de schoolagenda’s. Bij
onderzoek bleek mij. dat deze opdracht door de leerlingen reeds volledig
was ten uitvoer gebracht. Of de bezetter deze ”zelfwerkzaamheid” ook zo,
als ik waardeerde, is mij niet bekend. |
|
In die tijd regende het verordeningen, waarschuwingen en bedreigingen. Ik
noem in willekeurige volgorde op: over feestbetoon, over het dragen van
oranje en insignes, over demonstraties tegen de bezettende macht, over de
houding tegenover Duitse staatsburgers, over sabotagehandelingen, over
winterhulp. over anti-duitse opschriften enz. En telkens bleek weer hoe de
geest van verzet onder de leerlingen leefde, hoe zij de bedreigingen over
zich heen lieten gaan en het beroep op hun medewerking negeerden.
De weinige afgedwaalden onder leerlingen, die lid waren van een N.S.B.-jeugdorganisatie.
brachten mij nog al eens in moeilijkheden, doordat ik hen niet wenste vrij
te geven voor hun vieringen. Het bleef echter steeds bij bedreigingen
door mindere goden en berispende brieven van den secretaris-generaal.
In September 41 werden de joodse leerlingen van de scholen verwijderd. Van
onze school betrof deze verwijdering slechts één leerling, die gelukkig
|
onmiddellijk na de bevrijding in goede gezondheid op
school terugkwam.
In December volgde toen het ontslag van inspecteur C. de Bruijn. wegens
zijn goed-vaderlandse houding in een geschil met een N.S.B.-leraar te
Zwolle. Wel hield. de heer de Bruijn het land bereizend als inspecteur van
een verzekeringsmaatschappij, voortdurend voeling met de scholen.
In 1942 werden de eindexamens vervroegd in verband met de inlijving van
vele jongemannen in de zo on-nederlandse arbeidsdienst. De exameneisen
werden in verband hiermee enigszins verlicht en deze verlichting is
behouden gebleven tot en met de eindexamens in 1946.
In dezelfde tijd werden de scholen gedwongen gastvrijheid te verlenen aan
S.S., W.A. en Jeugdstorm. Dat zo weinig gebruik gemaakt werd van ons
gymnastieklokaal door deze organisaties was te danken aan hun kwijnend
bestaan hier ter plaatse. Ook hier beperkten zich de moeilijkheden tot
enkele brallende en scheidende briefjes van zogenaamde jeugdleiders, die
zich te beklagen hadden over gebrek aan medewerking. (Het goede
sportmateriaal hielden wij altijd goed achter slot!).
In Februari 42 werd de school op bevel van de zogenaamde commissaris der
provincie gesloten wegens kolengebrek. Onze kelders waren echter goed
gevuld en toen enige weken later een verontwaardigde brief van den
secretaris-generaal van Onderwijs, Wetenschap en Kultuurbescherming den
commissaris het recht betwistte om de scholen te sluiten. amuseerden we
ons zeer over de onenigheid van de N.S.B.-potentaten maar begonnen toen
gelukkig spoedig weer niet de lessen. In Augustus van dat jaar werd de
schooljeugd opgeroepen voor oogsthulp. Geen enkele leerling van de school
gaf zich vrijwillig op. Het wel wat snel verzonden met een nul ingevulde
formulier, bezorgde den directeur een scheidpartij door de telefoon van
den zogenaamden inspecteur in algemene dienst, die hem van sabotage
beschuldigde. Toen echter bleek, dat practisch de gehele Nederlandse
schooljeugd niet wenste te helpen bij de oogst. werden geen pogingen meer
gedaan om deze daarvoor te animeren of daartoe te dwingen. Zo stuitte de
bezetter ook in dit geval op het aaneengesloten verzet van ons volk. In
Februari ‘43 werd het onderwijs ernstig ontwricht door razzia’s op de
scholieren. |
|
De oudere jongens durfden zich niet meer te vertonen en
geruststellende verklaringen van den secretaris-generaal van Dam werden
aanvankelijk niet vertrouwd. Na enige weken keerde de rust weer, maar dat
de oudere jongens toch niet veilig waren. bleek maar al te ras. In Juni
werden 8 leerlingen van deze school opgeroepen voor arbeid in Duitsland. 4
gingen inderdaad, de anderen doken onder. Hetzelfde deed de leraar Adriani,
die zich in krijgsgevangenschap moest begeven. Hij benutte deze tijd door
zijn proefschrift te bewerken. In het najaar van 1943 werd bekend gemaakt,
dat de leerlingen van de 5e klassen, die voor de zogenaamde
. ,arbeidsinzet”
in aanmerking kwamen, in de gelegenheid gesteld zouden worden om in
December 1943 een nood- diploma te behalen. Inspecteur Snijder riep in
verband daarmede de directeuren uit de provincie Groningen op 6 November
bijeen. |
Op mijn voorstel vergaderden de directeuren voorafgaand aan de
bijeenkomst met den inspecteur, afzonderlijk, om hun houding te bepalen.
Besloten werd om een afwijzende houding ten opzichte van het nooddiploma
aan te nemen, omdat in het verlenen daarvan medewerking aan de
tewerkstelling in Duitsland gezien werd. Door nl. dit nooddiploma uit te
reiken zouden de directeuren de rechtmatigheid van deze slavenhalerij op
de scholen erkennen. Toen op deze bijeenkomst met den inspecteur deze zijn
instructies wilde geven, nam een der directeuren het woord en deelde mede.
dat hij geen belangstelling voor deze instructies had, omdat hij zelf de
belangen van de betrokken leerlingen wilde behartigen. Toen de meeste
directeuren hun instemming met deze verklaring betuigden. werd de
bijeenkomst ontijdig gesloten. Het bleek spoedig, dat alleen de
directeuren te Amsterdam het standpunt van de Groningse directeuren
deelden. Op 22 November werden de in dit opzicht stakende directeuren tot
een bespreking met secretaris-generaal van Dam opgeroepen. Deze bespreking
had geen resultaat, omdat de directeuren hun standpunt handhaafden. De
secretaris- generaal eindigde de bijeenkomst met de raad om, indien de
directeuren niet wensten mede te werken, ontslag aan te vragen: dat zou
voor hen beter zijn dan een gegeven ontslag. Ontslag werd door ons niet
aangevraagd en ontslag is ook nooit gegeven! Grievend voor de directeuren,
die hier voet bij stuk hielden, is het besluit, na de bevrijding genomen,
om deze nooddiplorna’s wel te erkennen. Gelukkig hebben alle candidaten,
wie het nooddiploma door ons niet werd verstrekt, na de bevrijding een
zogenaamd ministeriëel diploma ontvangen. De cursus 1944-45 begon in
Augustus, terwijl de geallieerde legers reeds |
|
snel oprukten in Frankrijk.
Een waarschuwing, dat de Duitsers, die meer en meer in de knel kwamen,
weer razzia’s op de scholen zouden houden, hield de oudere mannelijke
leerlingen al dadelijk verre van de school. Toen volgde 8 September de
vordering door de Duitsers van het gymnastieklokaal en de jongens- en
meisjeskamers. De gymnastiekzaal werd volgepropt met goederen, de beide
kamers werden ingericht voor een wacht. Met onze vrijheid in de school was
het gedaan. Steeds meer leerlingen verzuimden de lessen. Toen 16 September
nog acht lokalen gevorderd werden en de burgemeester docenten en
leerlingen opriep voor de aardappeloogst. werd tot sluiting van de school
besloten. De aanval van de geallieerden bij Arnhem mislukte en de
aardappeloogst, begonnen met de gedachte, dat wij werkten om de
landgenoten in het Westen voor hongersnood te behoeden, bleek in hoofdzaak
te geschieden voor de Duitse spiritusindustrie. |
Eind October
was de
aardappeloogst binnen en er werd overwogen hoe de lessen op een of andere
wijze hervat zouden kunnen worden, toen er bericht kwam van den
commissaris der provincie, dat de lessen van de R.H.B.S. moesten worden
gestaakt. Met het oog op de brandstofpositie was het verboden les te
geven. De burgemeester kreeg opdracht om toe te zien, dat dit bevel zou
worden opgevolgd. 4 November volgde de vordering van het gehele
schoolgebouw. Directeur en docenten besloten toen wekelijkse taken uit te
reiken. Iedere Maandagmorgen kwamen docenten en leerlingen daartoe tezamen
in enige lokalen van de lagere school in de Schotslaan, welwillend ter
beschikking gesteld door het hoofd, de heer Wester. Met een onderbreking
voor de Kerstvacantie werd deze werkwijze voortgezet tot de Paasvacantie.
Na de vordering van de lagere school voor de Lünenburgers, werd ons door
de heer Liefhebber gastvrijheid verleend in de U.L.O.-School. De opkomst
der leerlingen was lang niet volledig, hetgeen te verwachten was. De
oudere mannelijke leerlingen waagden zich veelal niet op de weg en het
tekort aan rijwielbanden en het ontbreken van openbare middelen van
vervoer hielden vele leerlingen thuis. Helaas lieten zich enige leerlingen
dwingen tot O.T.-arbeid.
Toen na de Paasvacantie de geallieerden reeds in de richting van Ter Apel
oprukten, kwam er natuurlijk niets meer van het uitreiken van taken. Na de
bevrijding, op 12 April, werd het H.B.S.-gebouw eerst gebruikt door de
Poolse troepen, die ons dorp bevrijd hadden, daarna werden er
vluchtelingen uit Duitsland. Russen en Polen, in ondergebracht. Toen deze
vluchtelingen waren afgevoerd, werd het gebouw in gebruik genomen als
gevangenis voor N.S.B.-ers en dergelijke politieke delinquenten. |
|
Intussen deed de directeur stappen bij het Militair Gezag om gelegenheid
voor hervatting van het onderwijs te verkrijgen. Het M.G. stelde het
gebouw van de U.L.O. -School vrij van vordering en gaf toestemming voor
hervatting van de lessen van H.B.S. en U.L.O. in dit gebouw. 14 Mei werden
de lessen op drie dagen per week met een beperkt rooster hervat. De cursus
1945-46 kon weer in het eigen gebouw, dat gelukkig weinig geleden had,
beginnen. De geweldige achterstand in alle klassen maakte het noodzakelijk
tot 1 december te wachten met de behandeling van de leerstof van de nieuwe
klassen. Toen ook volgde eerst de definitieve bevordering. Slechte
verkeers-omstandigheden veroorzaakten tijdelijk kolengebrek. De school
moest gedurende 3 weken gesloten worden. De twee 4e klassen genoten
gastvrijheid in de schaftlokalen van de Ago-fabrieken. De twee 5e klassen
kregen les in de school bij kachels met zeer primitieve schoorsteenpijpen,
waarvoor de leerlingen |
zelf turf mee brachten. De betrokkenen zullen zich
deze dagen van koude en rook zonder weemoed herinneren.”
Het is zeer de vraag of dat wat in 1946 zonder weemoed werd gememoriseerd
in 1971 niet geheel anders en zelfs met weemoed in gedachtenis is.
Trouwens ook de schoolgeneraties van de veertiger en vijftiger jaren
zullen meer hoofdbrekens hebben gehad over de snel herstelde schoolorde en
schoolsieur. Zeer snel hernam het leven zijn gewone gang. De problemen.
die door de oorlog tijdelijk naar de achtergrond waren gedrongen. meldden
zich opnieuw present. Vooral onder de opvolger van Blikslager, drs. J.G.
Hoffenkamp, oud-leraar van de school, die in 1939 het Groningse voor het
Utrechtse verwisseld had, maar in 1947 op de dwalingen zijns weegs
terugkeerde, heeft de school een moeilijke tijd doorgemaakt. Het
wegblijven van de jeugd uit de Drentse dreven, veroorzaakt door de
stichting van scholen voor middelbaar onderwijs te Emmen, had tot gevolg
dat het aantal leerlingen jaarlijks schommelde rond 110. De H.B.S. bleef
evenwel bestaan, zij het jarenlang onder het predicaat: kleinste R.H.B.S.
van Nederland. De stichting van een internaat voor jongens door de
gemeente Vlagtwedde heeft in belangrijke mate er toe bijgedragen, dat het
leerlingenaantal op een nog juist aanvaardbaar niveau bleef in de
vijftiger en het begin der zestiger jaren. Met het vertrek van Hoffenkamp
in 1963 stond de H.B.S. aan het begin van haar einde. Met de komst van Ir.
H. Havinga in dat jaar kwam de R.S.G. in zicht. |
|
Vanaf het ogenblik dat de mammoetwet zijn intrede deed in het totdien vrij
rustige wereldje van het voortgezet onderwijs, rees de vraag, wat de
toekomst in petto had voor de Ter Apeler school. Het leerlingenaantal was
in de zestiger jaren aanzienlijk gestegen. In de cursus 1963/64 bezochten
meer leerlingen de school dan ooit tevoren. Deze groei zette zich in de
volgende jaren voort, maar bereikte nooit de grens, die absolute zekerheid
zou verschaffen over het voortbestaan van de school als instituut, waaraan
beide vormen van voortgezet onderwijs: hoger algemeen vormend en
voorbereidend wetenschappelijk onderwijs. die de taak van de H.B.S. hebben
overgenomen, zouden worden onderwezen. Vandaar dat verscheidene
instellingen en kringen in Zuid-Oost Groningen zich beijverden om de
H.B.S. om te zetten in een scholengemeenschap, waar zowel het middelbaar
en hoger algemeen vormend onderwijs als het voorbereidend wetenschappelijk
onderwijs onderdak |
zouden krijgen. Mede dank zij het gemeentebestuur van Vlagtwedde ontstond het plan om de R.H.B.S. te Ter Apel en de U.L.O.
-scholen te Ter Apel en Vlagtwedde tot een Rijksscholengemeenschap om te
vormen. Het rijk heeft uit overwegingen van utiliteit de U.L.O./M.A.V.O.
-school te Vlagtwedde buitengesloten.
Op 1 augustus 1968 ging de R.S.G. van start. Het docententeam en de
leerlingen werden samengesmolten tot een nieuwe gemeenschap. Directeur
Havinga werd rector, onderdirecteur Bliek conrector en het hoofd van de
U.L.O., Deelstra. directeur van de afdeling M.A.V.O. De gebouwensituatie
vormde door de ligging van de H.B.S. en de U.L.O. in elkaars onmiddellijke
nabijheid geen probleem. Het leerlingenaantal is geleidelijk gegroeid tot
ongeveer 550. Voor de cursus 1971/72 valt te verwachten dat de
scholengemeenschap door een explosieve toename 620 jongelui zal moeten
onderwijzen en derhalve aan alle zijden uit zijn naden zal barsten. Reeds
werden in de afgelopen jaren 4 noodgebouwen geplaatst. Permanente
uitbreiding in de richting van de achter de school gelegen sportterreinen
is onvermijdelijk. De goede Reinholtd die in de dertiger jaren als enig
personeelslid alle werkzaamheden verrichtte, waarvoor een school van enige
omvang tegenwoordig over een staf van medewerkers beschikt, zou op een
personeelsvergadering van de scholengemeenschap in 1971 gezelschap hebben
van een negental collega’s. De schoolleiding tot diep in de zestiger jaren
realiter bestaande uit de directeur, omvat nu naast drie directieleden een
zestal docenten met gespecialiseerde taken. |
|
Elk jaar na 1968 kende zijn specifieke problemen. Het eerste jaar werd een
zee van tijd verzwolgen door de inrichting van de brugklas. Met veel
zwoegen en ijver is op talrijke vergaderingen en besprekingen getracht om
in de geest van de mammoetwet het nieuwe organisatiekader te vullen met
nieuwe en verbeterde onderwijsmethoden. Met een hoopvol stemmend idealisme
besloten de leraren de brugklas heterogeen op te zetten door de leerlingen
niet naar te verwachten onderwijsniveau te plaatsen, maar potentiële
atheneum-, havo- en mavo-pupillen gezamenlijk onderwijs te geven. Het
systeem heeft tot dusver zo goed voldaan, dat een experiment om ook het
tweede leerjaar zo heterogeen mogelijk in te richten in de cursus 1971/72
zal starten. Cijfers kent de huidige brugklasser niet meer. Zijn moeite
wordt beloond met een letter, die een bepaalde niveau-indicatie weergeeft.
En zo zijn er nog tal van vernieuwingen. |
Het jaar 1969 centreerde zich voornamelijk rond de vraag: wat is eigenlijk
een havo-leerling in onderscheiding van een atheneum- en mavo-leerling ?
Het vergde weer zeer veel tijd, vele vergaderingen en besprekingen en het
antwoord op de vraag is nog nauwelijks te geven.
Het daarop volgend jaar stond in het teken van de differentiatie. Daar de
leerlingen aan het einde van hun schoolloopbaan examen afleggen in een
beperkt aantal vakken, is het een zaak van de eerste orde om hen bij de
keuze ervan goed te begeleiden en voor te lichten. En daarmede deed de
schooldecaan zijn intrede. En het vergde weer zeer veel tijd, vele
vergaderingen en besprekingen. Voor de deur staan de eerste eindexamens,
die grondige voorbereiding, ook in het organisatorische vlak vereisen. En
het vergt weer veel tijd, vergaderingen en besprekingen.
En dit alles ontwaart men met een nog maar zeer bescheiden blik in de
mammoetkeuken.
Temidden van al deze tumultueuze veranderingen voltrekt zich het
afstervingsproces der H.B.S. 47 keer heeft de Ter Apeler school een
lichting afgestudeerden aan de maatschappij afgestaan. De examenresultaten
zijn altijd bijzonder goed geweest: maar de kroon wordt gespannen door het
vijftigste cursusjaar. In 1971 slaagden alle kandidaten. 68 in getal: 34
van de A- en 34 van de B-afdeling. Nog nooit in haar geschiedenis heeft de
school zo’n groot aantal examinandi gehad, laat staan zo veel geslaagden.
Een mooier geschenk kan men zich als schoolgemeenschap nauwelijks denken!
Nog één jaar wellicht zal er in Ter Apel een H.B.S. zijn. Uit haar as
herrijst de scholengemeenschap. De komende halve eeuw zal haar deel zijn.
De toestanden van 1914 bestaan niet meer in de Zuidpunt van Westerwolde.
De veranderingen sindsdien waren niet enkel verbeteringen. Maar de school
bloeit als nooit te voren. Dat geeft gegronde hoop voor een wenkend
perspectief. |
|
|
|