Geschiedenis van de RHBS (Rijks Hogere Burger School)  

In 1971 werd ter gelegenheid van het 50 jarig bestaan van de RHBS een boek uitgegeven waarin onder andere de ontstaangeschiedenis van de school werd beschreven door de heren BHA Bodewitz en HJ Lagerweij. Omdat dat boek helaas al lang niet meer verkrijgbaar is, kunnen maar weinigen kennis nemen van de boeiende beschrijving van de -soms curieuze- factoren die geleid hebben tot de vestiging van een RHBS in Ter Apel. Daarom hieronder de tekst, geschreven in 1971, met als illustratie onder andere een  serie prachtige fotos (6 x 6 contactafdrukken) waarvan de maker niet bekend is.

 
vergroten

1914. Op het breukvlak van twee eeuwen. In de late nanacht van een beschaving, die zich niet in staat achtte tot onmenselijkheid; die zich veeleer opmaakte de vruchten te oogsten van wereldmacht, economische suprematie. culturele verfijning. De wereld van Pruisische arrogantie. Brittannia rules the waves, ons Indië, een gistende Balkan. Lenin als balling in Oostenrijk. Adolf Hitler aan de zelfkant van de Weense samenleving.
Het Nederlandse wereldje van schuttingen en schotjes: het nazaat van Kuyper viert feest op 31 augustus, de erfgenamen van Domela Nieuwenhuis op 1 mei. In het schemerige Zuiden volstaan de lammeren van Schaepman nog met het carnaval. Het denkend deel der natie bouwt, Thorbeckes voetspoor volgend, onverdroten voort aan de modernisering van het land met veel particulier initiatief. Het extraparlementaire uit liberalen en vrijzinnig—democraten bestaande minderheidskabinet Cort van der Linden personifieert de

sinds 1848 geleidelijk gegroeide parlementaire democratie. Extraparlementaire acties stuiten nog af op de onbuigbaarheid van gezag en orde. Schoolstrijd, kiesrechtuitbreiding en sociale wetgeving gaan enige tijd in de nog nauwelijks bestaande ijskast. De verkiezingen zijn een jaar tevoren door rechts verloren en door links gewonnen. maar de S.D.A.P. wil niet in de regering. De boerenstand is economisch van grote betekenis en dus invloedrijk. Groningen ligt nog niet aan de periferie van Nederland en huisvest een relatief groot aantal belangrijke politici, vooruitstrevende ondernemers en van oudsher gezeten geslachten van notabelen. Ter Apel aan de zuidpunt van Westerwolde. weg- en vastgedrukt tegen de Duitse grens, noch Gronings noch Drents, of wellicht allebei, is meer dan men zou vermoeden, maar toch minder dan het pretendeert. Een kanaal met aan de ene zijde panden van middenstanders die hun klanten trekken uit en bedienen tot in Emmen. Vlagtwedde en Klazienaveen, aan de andere zijde boeren en verveners, eigenaars en bewerkers van uitgestrekte veengebieden en dalgronden. Het oude klooster der Kruisheren temidden der eeuwenoude eiken,
vergroten tegen de noordmuur waarvan de gemeente Vlagtwedde, een lagere school had aangebouwd, die in 1914 in verwaarloosde staat verkeerde.
Deze gemeente telde in 1914 ± 9000 inwoners, een respektabel aantal in vergelijking met de omliggende gemeenten: Onstwedde 8000, Emmen 12000. Odoorn 5 6000. Borger 4000. Vooral de gemeenten Emmen en Vlagtwedde konden in de eerste decennia der eeuw bogen op een snelle bevolkingsgroei, voornamelijk gevolg van de ontginningen en de daarmee samenhangende ontsluiting. eerst door waterwegen, vervolgens ook door vervoersmogelijkheden langs weg en rail. Op zijn beurt deed dit de handelsstand floreren. De vestiging van ambtenaren voor velerlei diensten bracht een belangrijke import van witte boorden. Door al deze factoren ontstond niet alleen in Ter Apel en Westerwolde maar minstens even sterk in Zuid Oost Drenthe met als centrum Emmen en in het Drents-Groningse mondengebied waar Musselkanaal zich
veelbelovend ontwikkelde, vooral in de kringen der gegoede burgerij, middenstand en agrariërs, een steeds grotere behoefte aan een breder scala van scholingsmogelijkheden. De geschetste economische ontwikkeling had zich in grote delen van Nederland reeds voltrokken in de tweede helft der 19e eeuw. In de daardoor ontstane behoefte aan onderwijs. dat zou opleiden voor tal van nieuwe maatschappelijke functies had de Wet op het Middelbaar Onderwijs (1863) van Thorbecke voorzien. In de memorie van toelichting gaf deze een omschrijving van de doelstellingen van dit nieuwe type onderwijs dat de kloof tussen het lager en (pre)wetenschappelijk onderwijs moest overbruggen;…. dan omvat het middelbaar onderwijs de vorming van die talrijke burgerij, welke het lager onderwijs te boven, naar algemene kennis. beschaving en voorbereiding van onderscheidene bedrijven der nijvere maatschappij tracht . ,,Nijvere maatschappij” niet enkel in hare rigting op landbouw, fabrieksvlijt of handel. maar in de meest uitgebreiden zin genomen, is het daarbij om kennis der tegenwoordige wereld en om toepassing op economische en technische diensten te doen”

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

vergroten

In die delen van ons land waar landbouw, industrie of handel hetzij reeds vroeger hetzij recentelijk tot ontwikkeling kwamen, werden scholen voor de burgerij opgericht. Aanvanke1ijk waren er twee typen: de burgerschool met 3-jarige cursus, die nooit tot volwassenheid is gekomen en naderhand in feite door het (M.)U.L.O. is vervangen en de hogere burgerschool met 5-jarige cursus, welke darentegen zeer levensvatbaar bleek. In 1900 telde ons land 41 van deze H.B.S-en, t.w. 12 rijksscholen, 27 gemeentescholen en 2 RoomsKatholieke scholen.
In de regio rond Ter Apel waren H.B.S.-en gevestigd in Coevorden, Assen, Veendam en Winschoten. Het is begrijpelijk dat de bovengeschetste ontwikkeling in het Drents-Groningse gebied ook daar de roep om een school ten bate van de ,” nijvere maatschappij ” deed horen. Dat dit eerst rond 1914 gebeurde, was het gevolg van de late ontwikkeling van dit gebied. Uit de annalen blijkt dat drie plaatsen dongen naar de vestiging van een H.BS.:
Musselkanaal, Emmen en Ter Apel. Dat er in dit gebied door de overheid een H.B.S. moest worden gesticht, was communis opinio tot in regeringskringen in Den Haag toe, naar blijkt uit ondermeer de correspondentie van enige belangstellende en -hebbende kamerleden (om. Mr. G. W. Sannes. J.Sibinga Mulder, Mr. H. Goeman Borgesius). De vraag was: waar zal de overheid de H B.S. vestigen. In elk der genoemde plaatsen werden comité’s opgericht die zich beijverden de eigen woonstede de uitverkorene te laten worden. Het comité te Ter Apel trad voor het eerst in de openbaarheid op 7 april 1914, toen in het Boschhuis een algemene vergadering van belangstellenden werd gehouden. Aanwezig waren onder ondermeer Mr. G. W. Sannes. kamerlid voor het kiesdistrict Veendam, de burgemeester van de gemeente Vlagtwedde Buiskool vergezeld van de wethouders Hommes en Sassen, vrijwel alle raadsleden en verder een groot aantal bestuursleden van plaatselijke verenigingen uit de wijde omtrek. Uitvoerig werden ter vergadering de pro’s van Ter Apel en de contra’s van Emmen en Musselkanaal besproken. Opmerkelijk is dat de financiële aspecten een zeer zwaar accent kregen. Dokter Lubberman we zullen hem in het vervolg nog vaker tegenkomen—  noemde als urgentste punten: 1° een bijdrage in de kosten beschikbaar te stellen; 2° zo mogelijk kosteloos grond te verkrijgen van de stad Groningen. Ook Mr. Sannes hamerde op dit aambeeld getuige het krantenverslag van deze vergadering: , ,Z.Ed. maakt er evenwel attent op dat, wil een verzoek bij de regering een gunstig onthaal vinden, men wel met goed gevulde handen mag komen, hierbij wijzende op de gemeente Hoogeveen die als bijdrage in de kosten f 40.000,— beschikbaar stelde, benevens den benoodigden grond. En de gemeente Amersfoort, die de regeering f 200.000,— aanbood, teneinde de gemeentelijke Burgerschool om te zetten in een Rijks H.B.S. Spreker zou het daarom goed vinden, dat een comité werd ingesteld dat zou kunnen trachten bijdragen te verkrijgen. Die bijdragen alleen te vragen van de gemeente Vlagtwedde keurt spreker af. Deze gemeente staat er financieel niet rooskleurig voor en daarom dient ook bij andere gemeenten en belanghebbenden om financiele steun te worden aangeklopt. Daarom thans de zaak met kracht aangepakt, de handen uit de mouwen gestoken, teneinde een bedrag ter aanbieding aan de regeering beschikbaar te krijgen, want alleen dan zal men een goed resultaat kunnen verwachten”.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

vergroten

Als uitvloeisel van de vergadering van 7 april 1914 publiceerde het ,,R.H BS.Comité te Ter Apel” een brochure vervaardigd door de , ,Stoomdruk Firma J.Eerelman”. Doel ervan was uiteraard aan te tonen dat vestiging van een school voor middelbaar onderwijs in de regio urgent was en dat de juiste plaats Ter Apel moest zijn. Vanzelfsprekend werden de concurrerende aspiraties van Emmen en Musselkanaal bestreden. We laten enige passages volgen: De 4 naaste Hoogere Burgerscholen, die in wijden halven kring om dit gebied (ic. dat van de gemeenten Vlagtwedde, Onstwedde. Borger, Odoorn en Emmen) zijn gelegen, liggen op zulke verre afstanden, dat van uit een overgroot gedeelte de kinderen niet dagelijks één dezer Hoogere Burgerscholen kunnen bezoeken. De afstanden naar Winschoten, Veendam, Assen en Coevorden zijn te groot. De middelen van verkeer daarheen te onvoldoende om het dagelijks
schoolbezoek mogelijk te maken. Er bestonden al verschillende scholen voor voortgezet onderwijs in diverse vormen. In Stadskanaal en Musselkanaal waren M.U.L.O.-scholen gevestigd. Die te Ter Apel bevond zich in statu nascendii. Deze school. die een kleine 50 jaar later samen met de R.H.B.S. de Rijksscholengemeenschap zou gaan vormen startte in april 1919. In laatstgenoemde plaats werden de cursussen Frans en Duits druk bezocht. Zo ook te Musselkanaal. In Stadskanaal waren twee normaalscholen, in Emmen een Franse en Duitse cursus evenals te Nieuw Buinen. In Valthermond en Emmererfscheidenveen bestond gelegenheid tot bezoek van een Duitse cursus. Dit alles wijst er op dat de inwoners dezer streken groot belang stellen in uitgebreid onderwijs aan hunne kinderen. Gretig wordt de bestaande gelegenheid daartoe aangegrepen. En nog meer, mag men niet recht verwachten, zal deze belangstelling zich uiten, wanneer door de oprichting eener H.B.S. de gelegenheid in volle mate wordt gegeven. De bevolking is toch nagenoeg geheel ontsproten aan den stam, die ook de oudere Veenkoloniën heeft bevolkt. Zij is van denzelfden landaard, zij heeft dezelfde wenschen met betrekking tot het onderwijs voor de kinderen.
vergroten Het volk dat zijne landbouw opwerkt als nergens krachtiger dat door de oprichting van talrijke coöperatieve fabrieken voor de verwerking zijner producten. Zijne stoffelijke welvaart ten hoogste tracht op te voeren, dat door de stichting van talrijke boerenleenhanken en middenstands-credietinstellingen de meest gunstige financieële voorwaarden schept voor den goeden gang van zaken, dat volk voelt de groote waarde van goed onderwijs. Het benut dat onderwijs als machtige factor, noodig voor zijn maatschappelijke vooruitgang.
Ook de snelle aanwas van dat levenskrachtig geslacht. dat nu reeds ten getale van meer dan 40.000 inwoners niet of slechts moeilijk de kinderen H B.S. onderwijs kan geven, en dat telkenjare door geboorte en vestiging met meer dan 1000 inwoners toeneemt, geeft de zekerheid, dat ook ieder jaar een nog machtiger drang op de regeering zal worden uitgeoefend om bevrediging der onderwijswenschen”.
Het actiecomité heeft kennelijk beseft dat economie en populatie ook door de concurrentie in Emmen en Musselkanaal als voor die plaatsen gunstige vestigingsfactoren voor scholen voor middelbaar onderwijs zouden worden aangevoerd. Vandaar de kritische analyse van een eventuele vestiging aldaar, waarbij we niet over het hoofd moeten zien, dat het waarschijnlijk zeer oude antagonisme tussen Ter Apel en Emmen zich ook in deze , ,schoolstrijd” manifesteert Emmen wordt afgewezen: het ligt in het gebied van vestiging excentrisch en te dicht bij Coevorden; de H.B.S. aldaar zou in belangrijke mate ontvolkt worden. Ook zou Emmen slechts een deel van de potentiële leerlingen soulaas bieden door de zeer gebrekkige verbindingen met Westerwolde en de Kanaalstreek. Juist de streken met de grootste bevolking zouden van een vestiging van de school in Emmen niet kunnen profiteren. Musselkanaal zou qua ligging in aanmerking komen. Maar ook voor deze plaats vormden de gebrekkige verkeersmogelijkheden een onoverkomelijke hindernis. Bleef Ter Apel.
vergroten  Aanstonds moet worden opgemerkt dat Ter Apel eene toekomst van uiterst krachtige opbloei te verwachten staat. Alle factoren, om die opbloei te verzekeren, zijn aanwezig. Vooreerst komen uit alle richtingen waterwegen naar Ter Apel. Het kanaal langs de Groninger veenkoloniën heeft om zijn uiterst drukke scheepvaart eene bijzondere beteekenis voor de aanliggende plaatsen. Langs Nieuw Weerdinge komt weldra de verbinding met het Drentsche Oranjekanaal door doorgraving van de Hondsrug tot stand. Langs Munsterscheveld en Emmercompascuum bestaat de verbinding met Oost Drente. Met Duitsland is een waterverbinding aanwezig. Tenslotte geeft binnen enkele jaren het Westerwoldsche kanaal een prachtige verbinding van Ter Apel met den Dollard”. Kortom Ter Apel was rond 1914 een knooppunt van waterwegen van meer dan regionale betekenis. Dit was van groot belang voor de in opkomst zijnde agrarische en turfverwerkende industrie. Verwacht mocht
 worden, gezien de ongeveer analoge ontwikkelingen in de oudere veenkoloniën, dat door de economische opbloei van het gebied een aanzienlijke bevolkingsgroei zou plaats vinden. Maar er was meer. In de brochure wordt ook met veel nadruk de knooppuntsituering van Ter Apel ten aanzien van verharde wegen en railvervoer onder de aandacht gebracht. Van elken kant komen ook de harde wegen naar hier. De straatweg door Westerwolde bezorgt de verbinding naar het Noorden. Langs de Groninger Veenkoloniën komt de harde weg naar Ter-Apel. Over Nieuw Weerdinge komt weldra eene verbinding met midden Drente tot stand en bestaat zij reeds met Valthermond. De in aanleg zijnde straatweg Erica-Munsterscheveld bezorgt de verbinding met den geheelen Oosteilijken kant van Drente. Eindelijk lost ook de harde weg uit Duitschland zich in dit knooppunt van wegen op.
Nog is de opsomming niet volkomen. Ook de vervoer- en verkeersmiddelen komen uit iedere windstreek naar Ter Apel. De lijn van de Mij.Oostelijk Groningen” is in aanbouw. Weldra is dus de rechtstreekse verbinding met Winschoten en Delfzijl tot stand gekomen. De Dedemsvaartsche Stoomtram Mij. geeft de directe verbinding langs geheel Oostelijk Drente met Coevorden en Zwolle. De Eerste Drentsche Stoomtram Mij. bezorgt het verkeer tusschen midden Drente, tusschen Emmen-Hoogeveen en Ter-Apel. Spoedig is nu de ombouw der E.G.T.M.-lijn te verwachten, die het drukke plaatselijke verkeer tusschen de Veenkoloniën en Ter-Apel in goede banen leidt. (De Eerste Groninger Tramway Maatschappij onderhield tussen Ter Apel en Zuidbroek via Stadskanaal een paardetram. Van de in de brochure vermelde ombouw is door de aanleg van de spoorlijn Stadskanaal-Ter Apel niets gekomen. Deze spoorlijn, de S.T.A.R. (Stadskanaal-Ter Apel-Rijksgrens) de aanleg en exploitatie waarvan uit particuliere fondsen werd bekostigd, kwam in 1922 gereed en is tot 1933 moeitevol blijven bestaan). En ten slotte geeft over korten tijd de N.O.L.S. (Noord Ooster Lokaal Spoorweg) de lijn Zwolle-Emmen-Assen/Stadskanaal-Zuidbroek) de onmiddellijke verbinding van Ter-Apel met Groningen en Assen. Voorts werd gewezen op de plannen die de stad Groningen koesterde om de recreatie in en om Ter Apel te ontwikkelen.
vergroten De heren van de commissie hebben hun argumenten breed uitgemeten. Vanzelfsprekend waren er omstandigheden, die de vestiging van een school aan de Zuidpunt van Westerwolde minder aantrekkelijk maakten. De perifere en excentrische ligging zou wellicht een beslissing ten gunste van Emmen of Musselkanaal tot gevolg kunnen hebben. De brochure gaat hier nader op in, voor het eerst met een zweem van emotie: Er is beweerd, dat de prov. Drente, vooral de Zuid-Oosthoek dier provincie den voorrang moet hebben boven de prov. Groningen. dat dus in de prov. Drente een H.B.S. moet verrijzen. Ons was het tot nu toe niet bekend, dat eene H.B.S. eene provinciale zaak kan zijn. Wij meenden, dat eene H.B.S. daar moet verrijzen, waar de behoefte het luidste spreekt, dat zelfs op dezelfde H.B.S. leerlingen uit verschillende provincies moeten kunnen gaan om er internationale wetenschap in nationalen vorm op te doen. Het was ons ook niet bekend dat overeenkomstig deze meening eerder eene H.B.S. geplaatst moet worden in eene
provincie, waarin men niet zoo krachtig aandringt, waarin men niet zoo groote behoeft bewijst te bezitten, dan in eene provincie, waaruit een krachtig beroep op de regeering wordt gedaan, omdat daar sterker de behoefte wordt gevoeld. Wel merken we op, met de kaart weer voor ons, dat in den cirkel om Ter-Apel getrokken, het Drentsche gebied ongeveer 150° in beslag neemt en het Groninger gebied ongeveer 50°, zoodat het Drentsche gebied ongeveer 3 maal zoo groot is als het Groninger. Ook voor Drente en zelfs meer dan voor Groningen kan een H.B.S. in Ter-Apel van belang zijn”.
Het notulenboek van het actiecomité, dat met onderbrekingen loopt van april 1914 tot juni 1920, vermeldt op eerstgenoemde datum een afschrift van een brief aan de minister van Binnenlandse Zaken, het departement waaronder toen onderwijs nog ressorteerde, waarbij met ..verschuldigde eerbied” een audiëntie werd aangevraagd teneinde wensen en plannen rond de R.H.B.S. mondeling toe te lichten. Ook verzocht men een groot aantal personen en instellingen zitting te nemen in het comité of daaraan financiële of morele steun te verlenen. Daaronder treffen we aan: landbouwverenigingen te Nieuw Weerdinge, Ter Apel, Valthermond en Ter Wisch: verenigingen voor plaatselijk belang te Ter Apel, Munsterscheveld, Emmercompascuum,Valthermond en Musselkanaal: handels- verenigingen te Ter Apel (Mercurius). Musselkanaal en Emmercompascuum: bovendien de namen van 52 merendeels in de streek bekende personen. Uit hun midden werd op 21 april een dagelijks bestuur gekozen bestaande uit de heren JHHJ Lubberman, arts te Emmercompascuum, H. Bos Gzn., onderwijzer, later hoofd van de U.L.O.-school te Ter Apel, M.J. Eerelman. eigenaar van een drukkerij te Ter Apel en J de Vroome, onderwijzer te Maten. Dit college heeft naderhand enige wijzigingen ondergaan. Aanvankelijk had het comité met tegenslag te kampen.
vergroten  De minister liet bij schrijven van zijn secretaris-generaal. Mr.JB. Kan, weten dat de gevraagde audiëntie hem voorshands onnodig leek, aangezien de adviezen van de betrokken autoriteiten omtrent eventuele oprichting van een R.H B.S. te Ter Apel afwijzend waren. Hoofdschuldige hiervan onder genoemde autoriteiten is ongetwijfeld de inspecteur M.O. Dr. G. H. Coops geweest, die er kennelijk niet in geslaagd is de Ter Apeler deputatie ervan te overtuigen dat hij niet welwillend stond tegenover hun plannen. Daardoor mislukte reeds in juni 1914 de eerste poging. Pas in augustus 1917 kwam er weer schot in de zaak. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat de eerste wereldoorlog mede debet is geweest aan het uitstel. De financiering van de plannen vormde een andere moeilijkheid. Het was in het begin van de eeuw blijkbaar niet mogelijk een H.B.S. door het rijk te laten stichten zonder dat daar aanzienlijke offers van de plaatselijke bevolking tegenover stonden.
De voorbeelden van Hoogeveen en Amersfoort spreken in dezen duidelijke taal. De financiële positie van de gemeente Vlagtwedde was in 1914 allesbehalve rooskleurig. Er is in de bescheiden zelfs sprake van armlastigheid der gemeente. Omliggende gemeenten waren toen evenmin als later bereid of in staat geldelijke steun te verlenen voor het middelbaar onderwijs in de regio. Met succes heeft het comité het gemeentebestuur van Vlagtwedde onder druk weten te zetten. De hulp die het hierbij ontving van eerst burgemeester Buiskool en later diens opvolger Beins, verdient geboekstaafd te worden. Ook allerlei verenigingen hebben al in een vroeg stadium bijdragen toegezegd. In mei 1914 beschikte het comité reeds over ± f 17.000.— afkomstig van:
Landbouwvereniging Ter Wisch f 2000,—
Landbouwvereniging Maten f 500,—
Plaatselijk Belang Emmercompascuum f 2000.—
Handeisvereniging Ter Apel f 5000,—
Plaatselijk Belang Munsterscheveld f 300.—
Landbouwvereniging Ter Apel f 2000.—
Gemeente Vlagtwedde f 5000,—
vergroten Het actiecomité heeft herhaaldelijk getracht de bijdrage der gemeente te verhogen. In de vergaderingen werd keer op keer benadrukt dat f 50.000,— noodzakelijk was. De financiering ervan leverde volgens een der leden, de heer Tees, niet veel moeilijkheden op. Immers de z.i. geringe schadepost voor de gemeente zou ruim gecompenseerd worden door het aandeel dat de leraren zouden moeten bijdragen in de hoofdelijke omslag, de belasting. De heer Lubberman achtte het nadeel nog geringer, daar de helft van de tractementen der docenten in de gemeente verteerd zou worden en zodoende zou bijdragen aan een betere financiële positie van Vlagtwedde. Inmiddels had men zich in Ter Apel van de steun van en samenwerking met het comité te Musselkanaal weten te verzekeren. Tevens besloot men de gemeente Groningen te verzoeken, zo mogelijk kosteloos, grond af te staan voor het gebouw van de H.B.S.
Voor de niet-ingewijden in de grondeigendomsverhoudingen in de Kanaalstreek is verduidelijking nodig.
De verveningen langs de Drents-Groninger grens zijn voornamelijk uitgevoerd onder auspiciën van de stad Groningen, die van de meeste veengebieden de eigenaresse was. Vandaar dat de stad ook in Ter Apel uitgebreide bezittingen had en nog heeft. Daarbij behoorden bovendien goederen die in de loop der geschiedenis van kerkelijke in wereldlijke handen waren overgegaan: o.m. het oude klooster met zijn landerijen. Het anachronisme dat men heden ten dage (1971 red) bij koop of verkoop nog stadsrechten moet betalen, ontleent zijn bestaan aan deze 16e en 17e eeuwse bezitsverhoudingen.
Het verzoek van het comité aan de stad Groningen was van deze situatie een uitvloeisel. De stad heeft overigens, het zij tot haar eer vermeld, zeer coulant en welwillend gehandeld ten aanzien van haar bezittingen in het Zuiden. Zoals hiervoor al is verhaald, slaagde de eerste poging, in 1914, om de H.B.S. te Ter Apel te doen stichten, niet. Op 1 augustus 1917 vergaderde het bestuur van het comité weer en besloot men de actie te hervatten. De omstandigheden hadden enige wijzigingen ondergaan. Zo bleken de scholen te Coevorden en Veendam overbevolkt, de kansen van Emmen eeuwige rivaal om een H.B.S. te krijgen, verminderd en de . maatschappelijke welstand aannemelijk gestegen te zijn. Tevens ontketende men een grootse perscampagne, in de lokale zowel als in de grote bladen. De kamerleden Sannes, Sybinga Mulder en van Beresteyn werd gevraagd zich voor het beoogde doel in te zetten. De gemeente Vlagtwedde zegde toe de subsidie drastisch te verhogen. (Het juiste bedrag is onduidelijk: eenmaal is er sprake van .f 40.000, maar dit lijkt gezien de weinig florissante staat der financiën en het vervolg van de geschiedenis een te hoog bedrag). Door bemiddeling van Mr. Sannes kwam het comité op de hoogte van de stichtingsnormen van het rijk:
vergroten  1) een jaarlijkse bijdrage van 5% van de bouwsom:  2) jaarlijks f 1000,— voor elke klas: 3) grond. De stichtingskosten konden worden getotaliseerd op f 9000,— per jaar. Het comité heeft geprobeerd de onkosten over de h.i. belanghebbende gemeenten te quoteren: Vlagtwedde f 5000,—, Emmen f  1500,—, Onstwedde f 1000,—, Odoorn f 1000,—, Groningen f 500.—. bedoeld als jaarlijkse bijdragen. Deze poging tot onderwijskundige gewestvorming is mislukt. De oorzaak laat zich gemakkelijk raden.
Uiteindelijk is de gehele financiële last terecht gekomen op de schouders van Vlagtwedde. De gemeente ging enige financiële verplichtingen aan: o.a. een schenking van f 12.000,-welk bedrag door een aantal ingezetenen werd bijeengebracht en nam op zich voorzieningen te treffen voor de vestiging van de school: de bouw van woningen voor directeur en docenten, de aanleg en het onderhoud van een sportterrein. De grond werd gratis beschikbaar gesteld door de stad Groningen.
Het onttrekt zich aan onze waarneming hoe de stichtingsgeschiedenis zich in 1918 heeft voltrokken. Het eerstvolgend sprekend bewijs is het telegram dat burgemeester Buiskool op 14 mei 1919 aan de toenmalige secretaris van het comité, J. de Vroome te Maten verzond: , ,Burgerschool voorwaardelijk toegestaan. Geheim houden”.
Vanaf dat ogenblik ging het actiecomité op non-actief. Nog één keer is er een vergadering gehouden. nl. op 25 juni 1920. Een niet bijster verheffende apotheose, wel echt Gronings. Het ging over de vraag of de gemeente Vlagtwedde mocht beschikken over de gelden die een aantal ijveraars voor de stichting van de R.H.B.S. had bijeengebracht. Na veel discussie besloot men de gemeente toestemming te verlenen om dit geld aan het rijk te schenken, mits de inmiddels gedorven rente aan de eigenaars werd vergoed.
En daarmee sluit de eerste fase. De school moest nog worden geboren. het gebouw nog verrijzen. Maar de ijver was beloond. Lubberman, Bos, de Vroome, Eerelman, van der Knaap en zo vele anderen konden op hun lauweren gaan rusten. Het wachten was op activiteiten van anderen: departement, bouwheer, directeur, docenten en leerlingen.
vergroten Bij K.B. van 31 maart 1921 no. 47 werd door de minister van Onderwijs besloten met ingang van 1 augustus 1921 in Ter Apel een R.H.B.S. met 5-jarige cursus op te richten. In hetzelfde besluit werd tot directeur benoemd Ir. G. Lindeijer. Twee docenten kregen een vaste aanstelling: E. Cretier voor Frans en J.Hemkes voor tekenen. Tot tijdelijke docenten werden benoemd de dames Pieters voor Engels, Noordewier voor Duits en Koch voor Nederlands en de heren Visser voor Lichamelijke Opvoeding en Zijlstra voor Wiskunde. Met het onderwijs in de Biologie werd de heer A. de Ruiter, hoofd der lagere school te Sellingen. belast. De heer H. Stoker, gemeenteontvanger van Vlagtwedde doceerde staatswetenschappen. Aardrijkskunde en geschiedenis werden opgedragen aan de heren Hemkes en Visser. Het gemeentebestuur benoemde tot leden van de commissie van toezicht naar erkend Nederlands gebruik personen die de onderscheidene geestesrichtingen representeerden. t.w.
ds. Oosterheerd. Gereformeerd predikant, ds. Borgman, Nederlands Hervormd predikant en de heer Kastein. postdirecteur ter plaatse. Begonnen werd met 87 leerlingen. Het aantal aanmeldingen was zo groot. dat voor het afnemen van het toentertijd nog vigerende toelatingsexarnen de grote zaal van het Boschhuis moest worden gehuurd. De leerlingen waren afkomstig van lagere, U.L.O.- en Hogere Burgerscholen te Ter Apel en wijde omstreken. Voor de cursus 1921/22 werden 4 klassen gevormd: twee 1e klassen. één 2e en één 3e klas. Zolang het definitieve gebouw nog niet voltooid was, vormde de huisvesting een moeilijk probleem. De eerste jaren heeft men onderdak gevonden in en rond Domus Lucis, het huis van het licht, het oude klooster der Kruisheren. Aan de Noordzijde ervan bevond zich een niet meer in gebruik zijnd gebouw van een lagere school. De gemeente heeft het bouwwerk snel opgeknapt. waardoor vier lokaliteiten ter beschikking kwamen. Eén werd om. gebruikt als handtekenlokaal, de andere drie huisvestten de eerste en tweede klassen. De derde klas betrok de priorkamer van het klooster. Een van de vertrekken van de koster der Kloosterkerk in de Noordvleugel diende als directie en docentenkamer. De deurbel was tevens schoolbel.
vergroten Uitbreiding was reeds de volgende cursus nodig. Aan de oude school werden twee noodgebouwen geplakt. waarvan een als natuur- en scheikundelokaal werd ingericht. Het was voor de heer Hoffenkamp, de scheikundeleraar behelpen geblazen: een paar emmers hemelwater en enige eenvoudige chemische stoffen en instrumenten waren zijn belangrijkste attributen voor de les. Een nieuw gebouw aangepast aan de eisen des tijds en van het onderwijs was dringend nodig.
En toch. . . . Bladerend in het notulenboek van de lerarenvergaderingen (die meestal in het Boschhuis werden gehouden) en de nummers van de , ,Oude Weg’. het blad van de G. Lindeijer Vereniging, de vereniging van oud-leerlingen. proef je de weemoed en de romantiek. Het zal, waar dan ook, weinigen ten deel gevallen zijn in een zo liefelijke en waardige omgeving, zij het gammel en ontoereikend, de eerste schreden te hebben gezet op het pad der wetenschap, ontwikkeling en liefde.

Het oude klooster gelegen temidden van zijn prachtige bossen. ver van handel, nijverheid en verkeer: de rondwarende geest van gemeenschap en concentratie. Jonge monniken en nonnen, de pij van tucht en bezinning zwaar op de schouders drukkend. niet van zins het celibaat als lokkend doel en middel na te streven ........, de kloosterschool.
Voor de bouw van de . ,Amsterdamse school” werd in 1922 aan de Oude Weg onder toezicht van hoofdopzichter Cuneus in opdracht van de aannemers, de gebr. Kruize, de eerste spa in de grond gestoken. Architect Westerhout van rijksgebouwendienst had een modern, functioneel gebouw ontworpen, uiterst stijlvol. imponerend in zijn zware rode massiviteit.
Het gebouw werd in september 1924 feestelijk in gebruik genomen en vond ook het eerste eindexamen van de Ter Apeler H.B.S. plaats. Alle vier gegadigden. twee meisjes en twee jongens slaagden. Hun werd het diploma uitgereikt in de docentenkamer van het nieuwe gebouw. De gelukkigen waren de dames H.R. Bakker, en  J.M. Jalvingh en de heren H.de Graaf en J.Tees. Tot concierge werd in november van dat jaar de voor zeer velen onvergetelijke W. Reinholtd benoemd, die tevens dienst doende als amanuensis tal van jaren de directeuren bijstond,(naar men zegt, had de heer Reinholtd medebeslissingsrecht weten te verkrijgen) —, de leraren behulpzaam was bij om. het opsporen van absenten en de leerlingen wist te weerhouden van dwalingen. En dat alles voor een salaris van f 1632.— per jaar, althans in 1026, toen zijn vaste aanstelling een feit werd. Trouwens, het salaris van de eerste directeur van de school bedroeg in het begin slechts f 5620.—. Waar krijg je tegenwoordig voor dat geld nog een goede schoolleider annex factotum! Pas in deze fase werd de HBS. te Ter Apel een school die zich volledig kon ontplooien. De idyllische voorgeschiedenis moest plaats maken voor nuchtere werkelijkheid en ook zakelijkheid.
Het is niet de bedoeling van dit boekje om het wel en wee van docenten, leerlingen, personeel. schoolleiding. gebouw en wat verder een school tot een gemeenschap met eigen identiteit maakt, in detail te beschrijven.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

vergroten

Het werk werd voortgezet met mee- en tegenvallers, hoogte- en dieptepunten. Het meest kenmerkende is eigenlijk dat de geschiedenis weinig opzienbarend is: een rustige dorpsschool met enige allure.
Na Lindeijers pioniersfase. die lang een stempel op de scnool heeft gedrukt. werd in 1927 het directoraat overgenomen door Ir. E.T. Baumann. Een paar zaken hebben tijdens zijn bewind langdurig en veelvuldig de aandacht gevraagd. In de eerste plaats het bij K.B. van 7 februari 1938 no. 18 ingevoerde toelatingsexamen. Voordien werden de leerlingen een tijdlang toegelaten op grond van een verklaring van liet hoofd der lagere school. De pogingen om tezamen met de hoofden der scholen een conceptprogramma voor de toelating tot de H.B.S. op te stellen faalden aanvankelijk door wederzijds wantrouwen en onbegrip jammerlijk. Pas later is een compromis bereikt. Tweede belangrijke zaak die tijdens Baumann tot stand kwam, was de optichting van de A-afdeling der H.B.S. in 1938, nodig geworden, omdat de oorspronkelijk ongedeelde H.B.S. een steeds meer natuurwetenschappelijk-wiskundig karakter had gekregen.
Men moest voor de nieuwe afdeling ten minste 10 leerlingen hebben. Dat was in Ter Apel een moeilijke zaak, ook al omdat in de crisisjaren het schoolbezoek afnam. Tijdens hetzelfde directoraat zag in 1931 de leerlingenvereniging P.E.O.S. (Plezier En Ontspanning Samen) het leven, welke met zeer veel ups, maar ook een aantal downs, generaties leerlingen op fuiven van allerlei aard heeft onthaald. Tegen het einde van Baumanns directoraat en nog sterker onder zijn opvolger Dr. H.J. Blikslager. die in 1939 de leiding van de school overnam, kreeg men te maken met het oude antagonisme. dat ook in de prehistorie der school al zo’n, zij het latent. belangrijke rol had gespeeld: de nimmer eindigende pogingen om in Emmen een school voor middelbaar onderwijs te stichten. In zijn rede ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van de Ter Apeler H.B.S. ging Baumann daarop uitvoerig in. We laten een fragment volgen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

vergroten

 

Aan het slot van dit verslag moge ik nog iets opmerken over de positie van onze Ter-Apeler school. In de eerste plaats dit, dat het eigenlijk onjuist is om de naam van de school speciaal aan Ter-Apel te koppelen. tenzij dat uitsluitend bedoelt om de plaats van vestiging aan te geven. Want in tegenstelling met de stadsscholen, waarop ook nog buitenleerlingen zijn, is het hier andersom. Het is een streekschool, waarop ook Ter-Apeler kinderen onderwijs krijgen. De vraag bij de oprichting van de school was niet... Hoe helpen we Ter-Apel aan m.o. ‘, deze vraag zou absurd geweest zijn want de plaats is daarvoor te klein. maar hoe wordt de grote streek tussen Winschoten. Stadskanaal en Coevorden aan m.o. geholpen. We kennen de strijd. die op dit punt is gevoerd: we weten het antagonisme, dat daarbij ook zijn rol heeft gespeeld. 25 jaar geleden is deze oplossing gekozen en de praktijk heeft bewezen, dat

die oplossing een goede was, al zou ook een andere denkbaar zijn geweest. Maar de zaak was beslist,al had men daarmede niet overal vrede. Dat het zo heel wel mogelijk was behoeft nauwelijks nader worden belicht. Ik denk aan de tijd, voor de oorlog, toen ‘s morgens om 8.35 uur de schoolbus uit Emmen voor de stoep stopte en om 15.30 uur zijn lading weer ophaalde. Vele kinderen in Den Haag of Rotterdam hebben meer tijd nodig en meer moeite om hun school te bereiken. Daarom heeft het mij van den beginne steeds zo gehinderd dat men in Emmen met deze oplossing geen vrede wenste te hebben. Of eigenlijk, ik geloof dat men er wel vrede mede had, tot daar een burgemeester kwam die tot eigen glorie en heerlijkheid meende Emmen aan een eigen school te moeten helpen. U weet mogelijk nog wel, dat ik daartegen van den beginne af scherp stelling heb genomen en aanvankelijk met succes. Want hier was het standpunt niet: hoe help ik deze plattelandsstreek aan middelbaar onderwijs, maar hoe help ik Emmen aan een H B.S. Zolang er inderdaad een regering was, die de zaken objectief bekeek waren er geen moeilijkheden: de zaak was te duidelijk. Maar in de oorlogsjaren werd het anders. Men begrijpe mij goed: ik heb niets tegen Emmen; het is een alleraardigste plaats met veel energie en wil om vooruit te komen, maar deze zaak is hier te eng bezien. Ook thans nog ben ik van mening dat er geen reden was naast de Ter-Apeler school een tweede te stichten, dat zulks juist in deze tijd noch noodzakelijk noch economisch verantwoord is.

           Onze school zal zeker niet verdwijnen: daarvoor is hij nu te stevig geworteld, maar de ruime ontplooiing is toch sterk belemmerd en die ruime ontplooiing hebben we toch allen als doel gesteld. Ik kan mij voorstellen dat het op dit ogenblik voor collega Blikslager onaangenaam werken is. Er is een element van concurrentie komen opdagen, dat tussen scholen, juist zoals bv. tussen doktoren altijd funest en nimmer in het algemeen belang is. De groei van de school tot een zekere grootte, die hier nog niet is bereikt, is wenselijk om aan het personeel volledige betrekkingen te kunnen geven; anders komt er een groot contingent reizende docenten of wel een doorlopend gaan en komen van personeel. Noch het een, noch het ander is in het belang van de school, van het onderwijs, van de opgroeiende jeugd in de gehele streek. Dit is zeer te betreuren”.

vergroten We kunnen, weer 25 jaar later, de situatie niet meer vanuit dezelfde premissen en gezichtshoek beoordelen. Er zal in de analyse en de conclusie van Baumann en Blikslager, die ook in het openbaar voor hun zaak opkwamen. o.m. door artikelen in de Emmer Courant, op dat ogenblik ongetwijfeld een stuk oprechte onrust en verontwaardiging naar voren zijn gekomen. Maar nu, 50 jaar nadat de Ter Apeler school heeft bewezen, dat zij ook met een kleiner areaal, zij het lange tijd met pijn en moeite, haar taak heeft kunnen vervullen, kunnen en willen we niet meer tornen aan het goed recht van Emmen op scholen voor middelbaar onderwijs. De ontluikende centrumfunctie van Ter Apel is na de Tweede Wereldoorlog grotendeels overvleugeld door de stormachtig groeiende zuiderbuur, met alle gevolgen van dien, ook voor het onderwijs. We constateren het zonder rancune. De strijdbijl is begraven.
Toch heeft de school door deze ontwikkelingen een moeilijke periode doorgemaakt, vooral in de tijd dat Drs.J.G. Hoffenkamp directeur was (1947-1963). Maar alvorens hier nader op in te gaan, willen we eerst een belangrijker fase aandacht schenken. Ook in Ter Apel werd men op 10 mei 1940 in de slaap overvallen door de Duitsers. De voorafgaande mobilisatietijd had reeds voor stagnatie op de school gezorgd. Toen Baumann op 18 juli 1939 afscheid nam, dienden enkele leraren reeds elders het vaderland. Ook 2 leerlingen waren onder de wapens. Toch hebben de meidagen het onderwijs niet ernstig in moeilijkheden gebracht, getuige het feit dat de eindexamens normaal doorgingen. En met succes, want allen slaagden. Daarbij waren voor het eerst ook leerlingen van de A-afdeling. Deze successenreeks zette zich tijdens de oorlogsjaren voort. In de periode 1939-1046 slaagden van de 43 kandidaten er 42, niet meegerekend degenen, die in 1945 het zgn. nooddiploma ontvingen.
Aan Blikslagers rede in 1946 ontlenen we het volgende verslag over de wederwarigheden van de school tijdens de Tweede Wereldoorlog. Na enkele inleidende opmerkingen zei hij: ,,Spoedig brak nu een tijd aan van kleine en grote moeilijkheden. De leerboeken en bibliotheekboeken moesten gezuiverd” worden. Daar er in sommige klassen onbetrouwbare elementen zaten en het lerarencorps helaas ook niet geheel uit goede vaderlanders bestond, moest deze maatregel wel uitgevoerd worden. Gelukkig hielpen de leerlingen mij goed. De te verwijderen passages waren bij het onderzoek door hen reeds dikwijls uitgesneden. Zo herinner ik mij de opdracht om het portret van H.M. de Koningin te verwijderen uit de schoolagenda’s. Bij onderzoek bleek mij. dat deze opdracht door de leerlingen reeds volledig was ten uitvoer gebracht. Of de bezetter deze ”zelfwerkzaamheid” ook zo, als ik waardeerde, is mij niet bekend.
vergroten In die tijd regende het verordeningen, waarschuwingen en bedreigingen. Ik noem in willekeurige volgorde op: over feestbetoon, over het dragen van oranje en insignes, over demonstraties tegen de bezettende macht, over de houding tegenover Duitse staatsburgers, over sabotagehandelingen, over winterhulp. over anti-duitse opschriften enz. En telkens bleek weer hoe de geest van verzet onder de leerlingen leefde, hoe zij de bedreigingen over zich heen lieten gaan en het beroep op hun medewerking negeerden.
De weinige afgedwaalden onder leerlingen, die lid waren van een N.S.B.-jeugdorganisatie. brachten mij nog al eens in moeilijkheden, doordat ik hen niet wenste vrij te geven voor hun vieringen. Het bleef echter steeds bij bedreigingen door mindere goden en berispende brieven van den secretaris-generaal.
In September 41 werden de joodse leerlingen van de scholen verwijderd. Van onze school betrof deze verwijdering slechts één leerling, die gelukkig
onmiddellijk na de bevrijding in goede gezondheid op school terugkwam. In December volgde toen het ontslag van inspecteur C. de Bruijn. wegens zijn goed-vaderlandse houding in een geschil met een N.S.B.-leraar te Zwolle. Wel hield. de heer de Bruijn het land bereizend als inspecteur van een verzekeringsmaatschappij, voortdurend voeling met de scholen. In 1942 werden de eindexamens vervroegd in verband met de inlijving van vele jongemannen in de zo on-nederlandse arbeidsdienst. De exameneisen werden in verband hiermee enigszins verlicht en deze verlichting is behouden gebleven tot en met de eindexamens in 1946. In dezelfde tijd werden de scholen gedwongen gastvrijheid te verlenen aan S.S., W.A. en Jeugdstorm. Dat zo weinig gebruik gemaakt werd van ons gymnastieklokaal door deze organisaties was te danken aan hun kwijnend bestaan hier ter plaatse. Ook hier beperkten zich de moeilijkheden tot enkele brallende en scheidende briefjes van zogenaamde jeugdleiders, die zich te beklagen hadden over gebrek aan medewerking. (Het goede sportmateriaal hielden wij altijd goed achter slot!). In Februari 42 werd de school op bevel van de zogenaamde commissaris der provincie gesloten wegens kolengebrek. Onze kelders waren echter goed gevuld en toen enige weken later een verontwaardigde brief van den secretaris-generaal van Onderwijs, Wetenschap en Kultuurbescherming den commissaris het recht betwistte om de scholen te sluiten. amuseerden we ons zeer over de onenigheid van de N.S.B.-potentaten maar begonnen toen gelukkig spoedig weer niet de lessen. In Augustus van dat jaar werd de schooljeugd opgeroepen voor oogsthulp. Geen enkele leerling van de school gaf zich vrijwillig op. Het wel wat snel verzonden met een nul ingevulde formulier, bezorgde den directeur een scheidpartij door de telefoon van den zogenaamden inspecteur in algemene dienst, die hem van sabotage beschuldigde. Toen echter bleek, dat practisch de gehele Nederlandse schooljeugd niet wenste te helpen bij de oogst. werden geen pogingen meer gedaan om deze daarvoor te animeren of daartoe te dwingen. Zo stuitte de bezetter ook in dit geval op het aaneengesloten verzet van ons volk. In Februari ‘43 werd het onderwijs ernstig ontwricht door razzia’s op de scholieren.
vergroten  De oudere jongens durfden zich niet meer te vertonen en geruststellende verklaringen van den secretaris-generaal van Dam werden aanvankelijk niet vertrouwd. Na enige weken keerde de rust weer, maar dat de oudere jongens toch niet veilig waren. bleek maar al te ras. In Juni werden 8 leerlingen van deze school opgeroepen voor arbeid in Duitsland. 4 gingen inderdaad, de anderen doken onder. Hetzelfde deed de leraar Adriani, die zich in krijgsgevangenschap moest begeven. Hij benutte deze tijd door zijn proefschrift te bewerken. In het najaar van 1943 werd bekend gemaakt, dat de leerlingen van de 5e klassen, die voor de zogenaamde . ,arbeidsinzet” in aanmerking kwamen, in de gelegenheid gesteld zouden worden om in December 1943 een nood- diploma te behalen. Inspecteur Snijder riep in verband daarmede de directeuren uit de provincie Groningen op 6 November bijeen.
Op mijn voorstel vergaderden de directeuren voorafgaand aan de bijeenkomst met den inspecteur, afzonderlijk, om hun houding te bepalen. Besloten werd om een afwijzende houding ten opzichte van het nooddiploma aan te nemen, omdat in het verlenen daarvan medewerking aan de tewerkstelling in Duitsland gezien werd. Door nl. dit nooddiploma uit te reiken zouden de directeuren de rechtmatigheid van deze slavenhalerij op de scholen erkennen. Toen op deze bijeenkomst met den inspecteur deze zijn instructies wilde geven, nam een der directeuren het woord en deelde mede. dat hij geen belangstelling voor deze instructies had, omdat hij zelf de belangen van de betrokken leerlingen wilde behartigen. Toen de meeste directeuren hun instemming met deze verklaring betuigden. werd de bijeenkomst ontijdig gesloten. Het bleek spoedig, dat alleen de directeuren te Amsterdam het standpunt van de Groningse directeuren deelden. Op 22 November werden de in dit opzicht stakende directeuren tot een bespreking met secretaris-generaal van Dam opgeroepen. Deze bespreking had geen resultaat, omdat de directeuren hun standpunt handhaafden. De secretaris- generaal eindigde de bijeenkomst met de raad om, indien de directeuren niet wensten mede te werken, ontslag aan te vragen: dat zou voor hen beter zijn dan een gegeven ontslag. Ontslag werd door ons niet aangevraagd en ontslag is ook nooit gegeven! Grievend voor de directeuren, die hier voet bij stuk hielden, is het besluit, na de bevrijding genomen, om deze nooddiplorna’s wel te erkennen. Gelukkig hebben alle candidaten, wie het nooddiploma door ons niet werd verstrekt, na de bevrijding een zogenaamd ministeriëel diploma ontvangen. De cursus 1944-45 begon in Augustus, terwijl de geallieerde legers reeds
vergroten snel oprukten in Frankrijk. Een waarschuwing, dat de Duitsers, die meer en meer in de knel kwamen, weer razzia’s op de scholen zouden houden, hield de oudere mannelijke leerlingen al dadelijk verre van de school. Toen volgde 8 September de vordering door de Duitsers van het gymnastieklokaal en de jongens- en meisjeskamers. De gymnastiekzaal werd volgepropt met goederen, de beide kamers werden ingericht voor een wacht. Met onze vrijheid in de school was het gedaan. Steeds meer leerlingen verzuimden de lessen. Toen 16 September nog acht lokalen gevorderd werden en de burgemeester docenten en leerlingen opriep voor de aardappeloogst. werd tot sluiting van de school besloten. De aanval van de geallieerden bij Arnhem mislukte en de aardappeloogst, begonnen met de gedachte, dat wij werkten om de landgenoten in het Westen voor hongersnood te behoeden, bleek in hoofdzaak te geschieden voor de Duitse spiritusindustrie.
Eind October was de aardappeloogst binnen en er werd overwogen hoe de lessen op een of andere wijze hervat zouden kunnen worden, toen er bericht kwam van den commissaris der provincie, dat de lessen van de R.H.B.S. moesten worden gestaakt. Met het oog op de brandstofpositie was het verboden les te geven. De burgemeester kreeg opdracht om toe te zien, dat dit bevel zou worden opgevolgd. 4 November volgde de vordering van het gehele schoolgebouw. Directeur en docenten besloten toen wekelijkse taken uit te reiken. Iedere Maandagmorgen kwamen docenten en leerlingen daartoe tezamen in enige lokalen van de lagere school in de Schotslaan, welwillend ter beschikking gesteld door het hoofd, de heer Wester. Met een onderbreking voor de Kerstvacantie werd deze werkwijze voortgezet tot de Paasvacantie. Na de vordering van de lagere school voor de Lünenburgers, werd ons door de heer Liefhebber gastvrijheid verleend in de U.L.O.-School. De opkomst der leerlingen was lang niet volledig, hetgeen te verwachten was. De oudere mannelijke leerlingen waagden zich veelal niet op de weg en het tekort aan rijwielbanden en het ontbreken van openbare middelen van vervoer hielden vele leerlingen thuis. Helaas lieten zich enige leerlingen dwingen tot O.T.-arbeid. Toen na de Paasvacantie de geallieerden reeds in de richting van Ter Apel oprukten, kwam er natuurlijk niets meer van het uitreiken van taken. Na de bevrijding, op 12 April, werd het H.B.S.-gebouw eerst gebruikt door de Poolse troepen, die ons dorp bevrijd hadden, daarna werden er vluchtelingen uit Duitsland. Russen en Polen, in ondergebracht. Toen deze vluchtelingen waren afgevoerd, werd het gebouw in gebruik genomen als gevangenis voor N.S.B.-ers en dergelijke politieke delinquenten.
vergroten Intussen deed de directeur stappen bij het Militair Gezag om gelegenheid voor hervatting van het onderwijs te verkrijgen. Het M.G. stelde het gebouw van de U.L.O. -School vrij van vordering en gaf toestemming voor hervatting van de lessen van H.B.S. en U.L.O. in dit gebouw. 14 Mei werden de lessen op drie dagen per week met een beperkt rooster hervat. De cursus 1945-46 kon weer in het eigen gebouw, dat gelukkig weinig geleden had, beginnen. De geweldige achterstand in alle klassen maakte het noodzakelijk tot 1 december te wachten met de behandeling van de leerstof van de nieuwe klassen. Toen ook volgde eerst de definitieve bevordering. Slechte verkeers-omstandigheden veroorzaakten tijdelijk kolengebrek. De school moest gedurende 3 weken gesloten worden. De twee 4e klassen genoten gastvrijheid in de schaftlokalen van de Ago-fabrieken. De twee 5e klassen kregen les in de school bij kachels met zeer primitieve schoorsteenpijpen, waarvoor de leerlingen
 zelf turf mee brachten. De betrokkenen zullen zich deze dagen van koude en rook zonder weemoed herinneren.” Het is zeer de vraag of dat wat in 1946 zonder weemoed werd gememoriseerd in 1971 niet geheel anders en zelfs met weemoed in gedachtenis is. Trouwens ook de schoolgeneraties van de veertiger en vijftiger jaren zullen meer hoofdbrekens hebben gehad over de snel herstelde schoolorde en schoolsieur. Zeer snel hernam het leven zijn gewone gang. De problemen. die door de oorlog tijdelijk naar de achtergrond waren gedrongen. meldden zich opnieuw present. Vooral onder de opvolger van Blikslager, drs. J.G. Hoffenkamp, oud-leraar van de school, die in 1939 het Groningse voor het Utrechtse verwisseld had, maar in 1947 op de dwalingen zijns weegs terugkeerde, heeft de school een moeilijke tijd doorgemaakt. Het wegblijven van de jeugd uit de Drentse dreven, veroorzaakt door de stichting van scholen voor middelbaar onderwijs te Emmen, had tot gevolg dat het aantal leerlingen jaarlijks schommelde rond 110. De H.B.S. bleef evenwel bestaan, zij het jarenlang onder het predicaat: kleinste R.H.B.S. van Nederland. De stichting van een internaat voor jongens door de gemeente Vlagtwedde heeft in belangrijke mate er toe bijgedragen, dat het leerlingenaantal op een nog juist aanvaardbaar niveau bleef in de vijftiger en het begin der zestiger jaren. Met het vertrek van Hoffenkamp in 1963 stond de H.B.S. aan het begin van haar einde. Met de komst van Ir. H. Havinga in dat jaar kwam de R.S.G. in zicht.
vergroten Vanaf het ogenblik dat de mammoetwet zijn intrede deed in het totdien vrij rustige wereldje van het voortgezet onderwijs, rees de vraag, wat de toekomst in petto had voor de Ter Apeler school. Het leerlingenaantal was in de zestiger jaren aanzienlijk gestegen. In de cursus 1963/64 bezochten meer leerlingen de school dan ooit tevoren. Deze groei zette zich in de volgende jaren voort, maar bereikte nooit de grens, die absolute zekerheid zou verschaffen over het voortbestaan van de school als instituut, waaraan beide vormen van voortgezet onderwijs: hoger algemeen vormend en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs. die de taak van de H.B.S. hebben overgenomen, zouden worden onderwezen. Vandaar dat verscheidene instellingen en kringen in Zuid-Oost Groningen zich beijverden om de H.B.S. om te zetten in een scholengemeenschap, waar zowel het middelbaar en hoger algemeen vormend onderwijs als het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs onderdak
zouden krijgen. Mede dank zij het gemeentebestuur van Vlagtwedde ontstond het plan om de R.H.B.S. te Ter Apel en de U.L.O. -scholen te Ter Apel en Vlagtwedde tot een Rijksscholengemeenschap om te vormen. Het rijk heeft uit overwegingen van utiliteit de U.L.O./M.A.V.O. -school te Vlagtwedde buitengesloten. Op 1 augustus 1968 ging de R.S.G. van start. Het docententeam en de leerlingen werden samengesmolten tot een nieuwe gemeenschap. Directeur Havinga werd rector, onderdirecteur Bliek conrector en het hoofd van de U.L.O., Deelstra. directeur van de afdeling M.A.V.O. De gebouwensituatie vormde door de ligging van de H.B.S. en de U.L.O. in elkaars onmiddellijke nabijheid geen probleem. Het leerlingenaantal is geleidelijk gegroeid tot ongeveer 550. Voor de cursus 1971/72 valt te verwachten dat de scholengemeenschap door een explosieve toename 620 jongelui zal moeten onderwijzen en derhalve aan alle zijden uit zijn naden zal barsten. Reeds werden in de afgelopen jaren 4 noodgebouwen geplaatst. Permanente uitbreiding in de richting van de achter de school gelegen sportterreinen is onvermijdelijk. De goede Reinholtd die in de dertiger jaren als enig personeelslid alle werkzaamheden verrichtte, waarvoor een school van enige omvang tegenwoordig over een staf van medewerkers beschikt, zou op een personeelsvergadering van de scholengemeenschap in 1971 gezelschap hebben van een negental collega’s. De schoolleiding tot diep in de zestiger jaren realiter bestaande uit de directeur, omvat nu naast drie directieleden een zestal docenten met gespecialiseerde taken.
vergroten Elk jaar na 1968 kende zijn specifieke problemen. Het eerste jaar werd een zee van tijd verzwolgen door de inrichting van de brugklas. Met veel zwoegen en ijver is op talrijke vergaderingen en besprekingen getracht om in de geest van de mammoetwet het nieuwe organisatiekader te vullen met nieuwe en verbeterde onderwijsmethoden. Met een hoopvol stemmend idealisme besloten de leraren de brugklas heterogeen op te zetten door de leerlingen niet naar te verwachten onderwijsniveau te plaatsen, maar potentiële atheneum-, havo- en mavo-pupillen gezamenlijk onderwijs te geven. Het systeem heeft tot dusver zo goed voldaan, dat een experiment om ook het tweede leerjaar zo heterogeen mogelijk in te richten in de cursus 1971/72 zal starten. Cijfers kent de huidige brugklasser niet meer. Zijn moeite wordt beloond met een letter, die een bepaalde niveau-indicatie weergeeft. En zo zijn er nog tal van vernieuwingen.
Het jaar 1969 centreerde zich voornamelijk rond de vraag: wat is eigenlijk een havo-leerling in onderscheiding van een atheneum- en mavo-leerling ? Het vergde weer zeer veel tijd, vele vergaderingen en besprekingen en het antwoord op de vraag is nog nauwelijks te geven.
Het daarop volgend jaar stond in het teken van de differentiatie. Daar de leerlingen aan het einde van hun schoolloopbaan examen afleggen in een beperkt aantal vakken, is het een zaak van de eerste orde om hen bij de keuze ervan goed te begeleiden en voor te lichten. En daarmede deed de schooldecaan zijn intrede. En het vergde weer zeer veel tijd, vele vergaderingen en besprekingen. Voor de deur staan de eerste eindexamens, die grondige voorbereiding, ook in het organisatorische vlak vereisen. En het vergt weer veel tijd, vergaderingen en besprekingen.
En dit alles ontwaart men met een nog maar zeer bescheiden blik in de mammoetkeuken.
Temidden van al deze tumultueuze veranderingen voltrekt zich het afstervingsproces der H.B.S. 47 keer heeft de Ter Apeler school een lichting afgestudeerden aan de maatschappij afgestaan. De examenresultaten zijn altijd bijzonder goed geweest: maar de kroon wordt gespannen door het vijftigste cursusjaar. In 1971 slaagden alle kandidaten. 68 in getal: 34 van de A- en 34 van de B-afdeling. Nog nooit in haar geschiedenis heeft de school zo’n groot aantal examinandi gehad, laat staan zo veel geslaagden. Een mooier geschenk kan men zich als schoolgemeenschap nauwelijks denken!
Nog één jaar wellicht zal er in Ter Apel een H.B.S. zijn. Uit haar as herrijst de scholengemeenschap. De komende halve eeuw zal haar deel zijn.
De toestanden van 1914 bestaan niet meer in de Zuidpunt van Westerwolde. De veranderingen sindsdien waren niet enkel verbeteringen. Maar de school bloeit als nooit te voren. Dat geeft gegronde hoop voor een wenkend perspectief.