De Jongelingen Vereniging Eleazar en de Meisjes Vereniging Tryfosa orienteerden hun werkzaamheden steeds meer op bovenplaatselijke verbanden en organen. Eleazar stemde het rooster van bijbelbesprekingen in 1921 af op de inhoud van het Jongelingsblad van de in 1888 gestichte Nederlandse Bond van Jongelingsverenigingen op Gereformeerde Grondslag. De leden werden geacht om thuis voorstudie over het opgegeven onderwerp verricht te hebben. Tryfosa werd ingeschakeld bij het werk van de Soemba-zending en collecteerde daarvoor bij de leden van de kerk. Naast de bijbelbespreking (meermalen geleid door ds. Oosterheert) en het zingen werd er gebreid voor de armen. 'De presidente zorgde voor de distributie. Je werd niet geacht te weten waar de kleding heenging, maar je merkte het vaak toch wel. Presidentes van Tryfosa waren Hiltje Groeneveld-Haverkamp en Riek van Klinken-Van Minnen. Mw. R. Geerlinks-Dijks kon in 1998 nog uit haar hoofd het bondslied van de MV zingen:

Daar klinkt een lied vol levensdrang
't Zwelt aan uit duizend monden
Het is de vreugdevolle zang
die 't luide wil verkonden:

Twee lijnen richten onze geest
't Zijn bouwen en bewaren
waarin ge 't kruis van Christus leest
waarom w' ons biddend scharen.9

Vanaf 1927 werd het gebruikelijk dat de JV en MV een gezamenlijk jaarfeest hielden in de kerk. Voor de ouderen bestond een gereformeerde mannenvereniging. Een vrouwenvereniging ontbrak. Voordat jongens naar de JV gingen bezochten ze eerst de knapenvereniging, geleid door meester Eggink. De knapen maakten er kennis met kerk- en bijbelgeschiedenis, met discussie: `Spannend wanneer je de beurt had om af te sluiten met de voordracht."

Egginks zoon Jan benadrukte in 1997 het belang van de JV, in een tijd waarin ontspanning een schaars goed was. 'Bedenk dat de meeste mensen daar veel minder gelegenheid toe hadden dan wij nu. Dat gold zelfs voor schoolkinderen. Afgezien van slapen en eten werd hun tijd vrijwel geheel gevuld door school, huiswerk en thuis meewerken. Er was weinig ruimte voor extra's. Op zondag had je de JV. Als je iets anders op die dag wenste kwam je niet ver, want fietsen op zondag leidde zonder mankeren tot gedonder. Naar voetbalwedstrijden konden wij niet, want op het moment dat die plaatsvonden zaten wij in de kerk. De mogelijkheden om contacten te leggen waren dus nogal beperkt. Naar een JV-feest mocht je altijd, en daar ontmoette je mensen waarvan je ouders vonden dat je er contact mee mocht hebben - leeftijdgenoten uit eigen kring dus.'''

De feestavonden van JV en MV waren hoogtepunten in het sociale leven. De jongeren deden hun uiterste best om er een luisterrijk gebeuren van te maken. Ze stuitten daarbij op de bezwaren die de generatie van hun ouders koesterde tegen het toneelspel. Mw. G.W. Oosterheert in 1997: 'Hooguit mocht het in de vorm van een samenspraak of tableau vivant. Terwijl wij op feestavonden van de MV toch graag een toneelstuk wilden uitvoeren! Mensen als Riek van Minnen (MV) en Reint Vegter (JV) konden prachtig toneelspelen en "samenspreken". Maar mocht het? We zeiden tegen vader dat hij als student in Kampen toch ook toneel had gespeeld. Maar ja, zei vader dan, in het "glazen huis" in Ter Apel... Het kwam in de praktijk neer op een compromis. De uitvoering mocht, maar vader diende van tevoren alles te keuren. Krachttermen en andere minder passende woorden werden door hem vervangen. Het eindresultaat - uitgevoerd in de kerk - was trouwens prachtig. Ik herinner me een door Reint Vegter in elkaar gezette opvoering Waarheen pelgrims, waarheen gaat gij ? Met gebruik van grote aantallen witte lakens en lichteffecten had de JV er iets prachtigs van gemaakt.''n 'Er werd mooie muziek ten gehore gebracht. Een gelegenheid voor de jongelieden en jongedames om elkaar te ontmoeten was het ook!' Van heinde en ver (Sellingen, Stadskanaal, Emmer Compascuum, Nieuw-Weerdinge enz.) kwam de gereformeerde jeugd naar Ter Apel om het feest mee te beleven.

Veel meer dan de MV was de JV een studie- en debatteerclub. Het was gebruikelijk om voor de pauze een bijbels onderwerp te behandelen, daarna een thema uit de kerkgeschiedenis, de staatkunde of de maatschappijleer. Het landelijke bondsbureau verschafte er degelijke handleidingen bij. Van deze combinatie ging een grote vormende werking uit. 'Indirect werden ook de ouderen bij deze onderwerpen betrokken, doordat er thuis met hen over gepraat werd.''' De ring Ter Apel en Omstreken van de Bond van Jongelingenverenigingen op Gereformeerde Grondslag afficheerde zichzelf in 1927 als 'een opvoedingsclub voor het leven'.15 De JV Eleazar had in 1934 40 leden. Voorzitters waren Hendrik Bos en Flip Hekman, secretaris Bertus Hidding en penningmeester Harm Hulskers.

Gemeenschappelijke toogdagen van de JV's in de provincie Groningen waren nauw betrokken op de actualiteit. De band met de ARP was hecht. Op het sportterrein van Stadskanaal werd in juli 1935 een gereformeerde veenkoloniale jeugddag georganiseerd. Organisator was het Centraal Verband van Jongelings- en Meisjesverenigingen op Geref. Grondslag in de Veenkolonien en Omstreken. Spreker was `Zijne Excellentie mr. J.A. de Wilde, minister van Binnenlandsche Zaken en Raadsman van den Bond'. De Wilde hield zijn gehoor voor dat de gereformeerden bij hun streven nooit zonder tegenstand zouden zijn. Zij wilden immers het hele Leven, in al zijn schakeringen, opeisen voor God. Hier lag een taak voor iedere calvinist. Voor de jonge dochters in het huisgezin, voor de mannelijke jongelingen in kerk, staat en maatschappij. Na afloop van de manifestatie werden telegrammen verstuurd aan de koningin en aan premier Colijn, `waarin de hulde en trouw van de jeugdige bezoekers werden vertolkt.' In november 1935 werden de 'bondsvrienden en bondsvriendinnen' in de Harmonie in Groningen aangespoord om moedig stand to houden tegen de `geesten dezer eeuw', waarvan de nationaalsocialistische NSB en de pacifistische CDU bij name werden genoemd. Ondanks de moeilijke maatschappelijke omstandigheden kon en moest gewerkt worden aan geestelijke groei en aan het `vast worden' in de calvinistische levensbeschouwing." Daartoe behoorde in deze tijd een vurig orangisme. Wanneer er maar gelegenheid toe bestond, werd op de toogdagen een 'huldeblijk' verzonden naar het koningshuis.

Bovenstaande tekst is afkomstig uit het hiernaast afgebeelde boek: Op de grens; Gereformeerden in de marge van moderniserend Nederland, Ter Apel 1879-1940.

Dit zeer lezenswaardige en complete boek is geschreven door Dr Gert van Klinken, docent kerkgeschiedenis Protestantse Theologische Universiteit Kampen.